Aflevering 1: Darwins wormenboek
Deze video kan niet worden getoond omdat u geen cookies heeft geaccepteerd.
Verlaat onze website om deze video te bekijken.Voor de eerste aflevering van Radio Horzelnest verwelkomen Toon van der Ouderaa, gepensioneerd ecoloog en oud-medewerker bij Staatsbosbeheer, vertaler en Darwin-kenner. In 2019 verscheen van zijn hand de Nederlandse vertaling van het laatste boek van de beroemde Britse bioloog Charles Darwin: “Humusvorming door wormen, met observaties over hun levenswijze”, kortweg: Darwins wormenboek. Toon gaf het boek uit in eigen beheer in zijn nieuw opgerichte uitgeverij APM boek. Mocht u interesse hebben in de vertaling dan raden wij u aan deze te bestellen via de boekhandel of via libris. In dit gesprek beantwoordt Toon de vraag waarom Darwin aan het eind van zijn leven een boek wijdt aan een groep ogenschijnlijk, onbeduidende schepsels: regenwormen. Toon vertelt hoe Darwin al vroeg in zijn leven geïntrigeerd raakte door de gedragingen van wormen, welke belangwekkende observaties hij gedurende zijn leven deed en hoe hij proefsgewijs de zintuiglijke en zelfs rationele eigenschappen van de aardworm ontrafelt.
MAN IS BUT A WORM prijkt onder de prent die Toon koos voor zijn vertaling van Darwins wormenboek. Deze spotprent verscheen in het tijdschrift Punch in 1882, na de publicatie van “The Formation of Vegetable Mould, Through the Action of Worms, with Observations on their Habits” (1881). Vlak boven de tekst zie je hoe de staart van een wormachtige schepsel uit de primordiale chaos kruipt. Wat volgt is een evolutionaire polonaise. De volgende worm vertoont korte voorpoten en een kop met primitieve gelaatstrekken. Naar mate we het cirkelvormige tijdspad volgen (“time’s meter”) begint de worm steeds meer een aapachtige aanblik te krijgen. In de laatste stappen zien we de aap veranderen in een mensaap, oermens en als eindstation een besnorde en keurig gekapte Victoriaanse Brit die eerbiedwaardig zijn hoed afneemt voor Charles Darwin gezeteld in een troon. De cartoon onderstreept de dierlijke oorsprong van de mens. Maar tegelijkertijd illustreert het een belangrijke misvatting over evolutie. De tekenaar geeft evolutie weer als een progressief proces van primitieve naar uiterst complexe levensvormen. Vanwege hun vermeende eenvoud zouden wormen aan het begin van de evolutie staan en mensen aan het eindpunt. De worm en de mens zijn echter geen begin- en eindpunt van evolutie, maar twee uiteindes van verschillende takken in de evolutionaire boom van het leven. De mens stamt niet af van een worm, maar deelt er een gemeenschappelijke voorouder mee, die zo’n 590 miljoen jaar geleden leefde.
Bijna zijn hele wetenschappelijke carrière had Darwin belangstelling voor regenwormen. In 1837, na terugkomst van zijn wereldreis met de HMS Beagle, besluit hij een bezoek te brengen aan zijn oom en toekomstige schoonvader Josiah Wedgwood op het landgoed Maer Hall (Staffordshire). Tijdens een wandeling over zijn landgoed wijst Wedgwood hem op een plek waar hij vijftien jaar geleden een hoeveelheid ongebluste kalk, mergel en sintels had laten uitstrooien te verrijking van de grond. Opmerkelijk genoeg bevond het afval zich inmiddels op een centimeter diepte. Volgens Wedgwood was dit het gevolg van de bedrijvigheid van wormen. Darwin verwonderde zich over het feit dat deze bescheiden bodemdiertjes zulke veranderingen tot stand kunnen brengen. Korte tijd later draagt hij een artikel voor bij de Geological Society in Londen waarin hij de activiteiten van regenwormen karakteriseert als een geologische kracht.
De rest van zijn leven bleef Darwin in de ban van de regenworm. In zijn laatste levensjaren besluit hij alle bewijzen van jarenlange proefnemingen met regenwormen te bundelen en te publiceren. Zijn wormenboek, dat zes maanden voor zijn dood werd uitgegeven, was direct een bestseller. Door de studie bekeken mensen regenwormen opeens met een andere blik. Tot dan werden regenwormen en andere “creepy crawlies” voornamelijk beschouwd als ongedierte dat je zo snel mogelijk moest verdelgen. Regenwormen zouden het wortelstelsel van planten aanvreten en zouden het aanzien van grasperken verstoren met hoopjes uitwerpselen. In een handboek voor landbouw uit Darwins tijd worden zelfs methoden aangedragen om regenwormen te bestrijden. Darwin toonde aan dat regenwormen de vruchtbaarheid en structuur van de bodem juist ten goede komen. Vol lof schrijft hij: ‘Men kan betwijfelen of er veel andere dieren zijn die zo’n belangrijk aandeel in de geschiedenis van de wereld gespeeld hebben als deze laag georganiseerde schepsels.’