Wat historici kunnen leren van de coronacrisis
De ene pandemie is de andere niet. Zo is de huidige coronacrisis natuurlijk heel anders dan de dodelijke pestuitbraken in de 14de en 15de eeuw. Kunnen historici leren van de coronacrisis? En wat kunnen we nu leren van historici? Deze vragen bespreekt historica Claire Weeda wekelijks met studenten Geschiedenis in het vak ‘De pest en de stad’.
Wat leert de snelheid van de verspreiding van een epidemie ons over mobiliteit?
Het coronavirus kon zich razendsnel verspreiden omdat mensen de hele wereld over reizen. Datzelfde gold voor de pest, een ziekte die net als corona oorspronkelijk uit China kwam. Handelsreizen, optrekkende legers en pelgrimages droegen daaraan bij. Hoe snel de bacterie om zich heen greep en haar traject geven ons inzicht in de toenmalige netwerken. Net als nu begrepen mensen in de veertiende eeuw wel dat mobiliteit en ziekteverspreiding hand in hand gingen. Daarom werd ook in die tijd veel transport over land en zee stilgelegd.
Hoe werd er destijds over maatregelen tegen de verspreiding van de epidemie gecommuniceerd?
Door internet, telefoons en media is de wereldwijde communicatie tegenwoordig makkelijk en razendsnel. Er zijn wereldorganisaties die adviezen uitbrengen en landen kunnen kennis over het virus met elkaar delen. Ook in de vijftiende eeuw wisselden steden en regio’s strategieën uit hoe ze zich het best konden beschermen tegen de pest. Maar over de organisatie van destijds weten we weinig. Juist in deze coronacrisis wordt duidelijk hoe belangrijk interregionale samenwerking is. En ook de vraag wie de leiding neemt, en in hoeverre er geluisterd wordt naar medische autoriteiten, is cruciaal.
‘Mijn collegereeks werd ingehaald door de actualiteit’
Een jaar geleden plande universitair docent Claire Weeda een collegereeks over ‘de respons op de pestuitbraak in Europa en de Arabische wereld’. Wat normaal gesproken een historisch onderwerp is, kreeg begin dit jaar ineens veel extra actualiteitswaarde. ‘Mijn collegereeks werd ingehaald door de actualiteit,’ zegt Weeda daarover. ‘Vanaf begin februari bespraken we elke week hoe de coronacrisis zich ontvouwde. Waar ik in de eerste week uitlegde wat quarantaine was, gingen we in week zeven zelf in quarantaine. Hoewel het natuurlijk een ontzettend schrijnende situatie is, werpt de corona-uitbraak allerlei interessante nieuwe vragen op over de geschiedenis. We bespreken volop de relevantie van historisch onderzoek voor de crisis nu, en omgekeerd. En inmiddels snappen we allemaal een stuk beter hoe het is om in een samenleving te wonen die geplaagd wordt door besmettelijke ziekten. Dat geeft je veel meer inlevingsvermogen.’
Welke invloed heeft een pandemie op hygiëne?
Handen wassen, anderhalve meter afstand houden, regelmatig het trappenhuis ontsmetten: langzaam lijken deze en andere corona-maatregelen hun vruchten af te werpen. Ook in 14de en 15de eeuw was hygiëne een van de wapens in de strijd tegen de pest. De overheid ging het afval nog vaker ophalen, en linnen en kleding gingen vaker in de was. Deze hygiënemaatregelen waren er al voor de pest, maar werden nu strenger. Doctoren gingen er namelijk vanuit dat de ziekte ontstond uit miasma, kwade moerasdampen die opstegen uit rottende materie. Maar ze hielden ook rekening met verspreiding van mens op mens.
Hoe houd je een leven in quarantaine over een langere periode vol?
Iedereen moet nu zoveel mogelijk thuisblijven en van huis uit werken. Ook in de vijftiende eeuw wisten ze dat quarantaine in eerste instantie de meest effectieve manier was om verdere verspreiding van de pest te voorkomen. Zieken werden in thuisisolatie gezet en wie met hen in contact was geweest, moest met een witte stok over straat. Ook werden er later plekken aangewezen om zieken te isoleren van de rest van de samenleving. Het Pesthuis in Leiden is daar een voorbeeld van. Net als nu, blijkt dat overheden strategieën zochten om te zorgen dat men de quarantaine vol bleef houden. Daarom was er meestal geen sprake van een totale inperking van de bewegingsvrijheid. Ziekenverzorgers mochten bijvoorbeeld naar speciaal voor hen ingerichte kapelletjes. Mensen die herstelden, mochten voor het luiden van de ochtendklok de straat op. De vraag rijst hoeveel verzet er tegen quarantaine was, hoe overheden daarmee omgingen en hoe zij in reactie op de epidemieën hun eigen macht uitbreidden. Deze vragen zijn ook relevant met het oog op de relatie tussen economische en gezondheidsbelangen.
Welke relatie is er tussen epidemieën en stigmatisering van bepaalde groepen?
Snel na de uitbraak van het coronavirus begon er een zoektocht naar de bron van al deze ellende. Met name in de eerste maanden – toen de ziekte nog niet was overgeslagen naar Europa – werden Chinezen soms racistisch bejegend of beledigd. In de veertiende eeuw waren het voornamelijk de Joden die de schuld kregen: zij werden soms beschuldigd de pest te verspreiden door waterputten te vergiftigen. Vanaf de vijftiende eeuw wordt de pest steeds meer gezien als een ziekte van arme mensen. Door slechte hygiëne en leefomstandigheden zou de ziekte juist onder hen heersen. Nu zien wij dat mensen die zich niet kunnen veroorloven in quarantaine te gaan, die geen vast contact hebben, of in beroepen werkzaam zijn waarin quarantaine onmogelijk is, soms meer gevaar lopen. Wat leert ons dit over het ziekteverloop destijds en de beeldvorming rondom de pest? Welke sociale en economische groepen werden het hardst getroffen en waarom?