Je bent wat je koopt, wat je spreekt
Na ruim 60 jaar religie-onderzoek, is het de Afrikanisten van de Universiteit Leiden wel duidelijk dat politiek, economie en religie in Afrika niet te scheiden zijn. Met het moderne gospel van welvaart en individuele verantwoordelijkheid staan traditionele waarden onder druk. Linguïsten en antropologen onderzoeken wat dat betekent voor de identiteit van haar bevolking.
Taal als zelfdefinitie
Taal wordt gebruikt om je eigen identiteit mee te bepalen, je positie. Jongeren in Nederland vermengen hun zinnen met Surinaamse en Marokkaanse woorden, tegenstanders van de Apartheid in Zuid Afrika gebruikten gevangenisslang om er hun verzet tegen het regime mee aan te duiden. De manier waarop dat gebeurt is eigenlijk overal hetzelfde, weet linguïst Maarten Mous, maar anders dan in Nederland, beperkt de jeugdtaal zich in landen als Kenia niet tot een kleine groep. Student of marktkoopman – allemaal spreken ze de taal van hun nieuwe kosmopolitische stad. Met hun linguïstische creaties drukken de jongeren daar niet zozeer verzet uit, maar vooral hun zelfdefinitie als moderne, stedelijke mens.
Vreemde taal, vreemde kennis
Naast hun eigen taalcreaties worden jongeren geacht een officiële taal te spreken die radicaal afwijkt van de talen waarmee ze opgroeiden. Omdat veel Afrikaanse landen gebieden beslaan waar van oudsher tientallen talen gesproken worden, gebruiken verschillende overheden de taal van hun voormalig kolonisator. Het middelbaar onderwijs wordt daar vaak gegeven in het Frans, Portugees of Engels. Dat heeft dramatische gevolgen, denkt Mous. ’Alles wat je leert op school is in een taal die vreemd voor je is, geassocieerd met een cultuur die vreemd voor je is – de cultuur van de vorige overheersers. Dan ga je als kind een opdeling maken: al die kennis – natuurkunde, biologie, ... – die hoort niet bij mij, die hoort bij een ander. Dat is fnuikend voor het begrip, en het idee dat je hebt over jezelf.’
Gospel van welvaart
Wellicht biedt de blootstelling aan nieuwe wereldbeelden een rijke voedingsbodem voor de opkomst van de Pinkstergemeentes, die de afgelopen decennia in veel Afrikaanse landen dominant zijn geworden. Antropoloog Rijk van Dijk ziet spanningen met de oudere generatie. Benadrukten de oude missiekerken solidariteit met de armsten van de bevolking, de nieuwe pinkstergemeentes prediken welvaart en individuele verantwoordelijkheid. Met hun gospel van wedergeboorte worden leden aangemoedigd hun eigen keuzes te maken, en zich niet langer de les te laten lezen door tradities, ouders of familieleden.
Omdat de Pinksterkerken persoonlijke voorspoed uitdrukkelijk zien als een signaal van goddelijke interventie, doet het geloof het goed in opkomende middenklassen. 'Hoe meer welvaart een leider kan tonen, hoe beter God hem gezind is', vertelt Van Dijk, ‘Mij is meerdere keren duidelijk gemaakt dat Jezus een rijke man was.' De antropoloog deed onder meer onderzoek in het snel rijk geworden Botswana, waar verloofden vaak niet langer bij hun ouders hoeven aan te kloppen, maar waar zowel bruid als bruidegom bankleningen nemen om statusmarkers als dure auto's en exorbitante huwelijken te bekostigen. Hun nieuwe religie geeft ze een rechtvaardiging om het consumptivisme vrijmoedig te omarmen.
Vergeet vertrouwde kaders
De opkomende middenklasse is echter niet de enige groep bij wie het Pinkstergeloof aanslaat. Omdat leden doorgaans 10% van hun inkomsten af moeten staan aan hun geloofsgemeente, zijn er tegenwoordig ook gebedsgenezers voor wie dat niet kan of wil afdragen maar wel spirituele begeleiding wil.
Ook zakenmensen en regeringsleiders hebben zich in de loop der jaren aan de Pinksterkerken gebonden. Zo zou Museveni’s recente anti-homo beleid ingefluisterd zijn door conservatieve pinksterleiders. ‘De maatschappelijke kracht van de pinkstergemeentes is echt enorm’, concludeert de antropoloog, ‘maar wie blijft denken vanuit een soort ‘scheiding der machten’, zal dat niet volledig zien. In Afrika is religie politiek, politiek economie en economie religie.’