Een andere kijk op geschiedenis
Om een beter begrip van het verleden van Afrika te krijgen, onderzoekt een team van multidisciplinaire onderzoekers alledaagse artefacten en lokale kennis. Hun werk draagt bij aan het ontkrachten van verkeerde aannames en haalt minder dominante narratieven naar boven.
De meeste geschiedschrijving vindt plaats met een agenda. Zo werd de geschiedenis van hedendaags Afrika vaak geschreven om er kolonisatie mee te rechtvaardigen of om een bijdrage te leveren aan natievorming. Deze geschiedschrijving is regelmatig gebaseerd op anekdotes van 'toevallige bezoekers', waarbij ondersteunende feiten ontbreken. Toch blijkt het hieruit resulterende beeld van ‘Afrika’ en ‘Afrikanen’ bijzonder persistent. Archeologen als Sada Mire en historici als Jan-Bart Gewald hebben dan ook een flinke taak aan het bestrijden van valse stereotypen en het vinden van nieuwe manieren om de geschiedenis van het Afrikaanse continent te analyseren – een continent dat algemeen beschouwd wordt als de bakermat van de menselijke soort.
Diversiteit is een basisbehoefte
Door gebruik te maken van alledaagse artefacten en lokale kennis, verzamelt archeologe Sada Mire niet alleen nieuw bewijs over Afrika’s verleden, maar stelt ze ook aannames over geschiedenis in het algemeen ter discussie. Mire herinnert zich dat ze in Kenia eens een schapenbot opgroef, wat er op wees dat de mensen uit deze periode vee hielden en dus niet ‘alleen maar’ jagers en verzamelaars waren. De grondlaag waarin ze het bot vond dateerde echter uit 1500 voor Christus. Dit weerlegde de populaire notie dat ‘jagen en verzamelen’ werd gevolgd door het houden van dieren, en dat er daarna pas sprake was van veeteelt. ‘Geschiedenis is niet lineair, maar circulair’, constateert Mire. ‘Mensen hebben gemengde overlevingsstrategieën. Ze gebruiken die strategie die op dat moment het meest geschikt is. Tijdens de Somalische burgeroorlog waren het de ‘moderne’ mensen in de steden die het meest van de oorlog te lijden hadden, terwijl de meer ‘traditionele’ nomaden erin slaagden te overleven, omdat zij wisten hoe ze gebruik konden maken van wat het land te bieden had.
Diversiteit is een basisbehoefte voor het overleven van de menselijke soort.’ Voor haar recente onderzoek in Somaliland bestudeerde Mire rotskunst, landschappen en de gewoonten van de mensen in de Hoorn van Afrika. Haar bevindingen laten zien dat er, naast een zelfvoorzienende economie, ook een grote diversiteit is in religieuze identiteit. De Leidse Faculteit Archeologie stelt haar in staat om vanuit een holistische benadering te werken, en minder dominante narratieven naar boven te halen.
Onze plaats in tijd en ruimte begrijpen
Het ontwikkelen van een andere kijk op de Afrikaanse geschiedenis (‘rethinking African history’) kan ook een bijdrage leveren aan de manier waarop Europa kijkt naar haar eigen plaats in de wereld. Toen Jan-Bart Gewald veldonderzoek deed in Namibië, vertelden Herero-informanten hem dat Duitse soldaten de botten van hun stamgenoten kookten. Aanvankelijk beschouwde Gewald dit als een symbolisch verhaal, dat ter illustratie diende voor de gruwelen van de Herero-genocide die het gevolg was van Generaal Von Trotha’s Vernichtungsbefehl (bevel tot uitroeiing) van 1904. De strekking van het bevel was dat alle Herero die hun land weigerden te verlaten, gedood moesten worden.
Maar toen Gewald de archieven ging uitpluizen, ontdekte hij dat het koken van botten werkelijk had plaatsgevonden. Het bewijs had hier al die tijd gelegen, zo vertelt hij, maar niemand had er ooit vanuit dat perspectief naar gekeken. Duitse soldaten hadden werkelijk de hoofden van de gedode Herero gekookt om daarmee materiaal te verkrijgen dat gebruikt kon worden ten behoeve van de craniologie: een inmiddels weerlegde pseudo wetenschap waarmee de schedel bestudeerd werd
Het is triest, zo realiseert hij zich, dat zulke wrede praktijken niet alleen in Namibië hebben plaatsgevonden, maar over het hele Afrikaanse continent. ‘Europeanen zijn geneigd Afrika te beschouwen als een gebied dat zich zou moeten ontwikkelen. Maar veel van hen hebben geen idee van het bestaan van instituties zoals de Universiteit van Timboektoe of van de handelsrelaties die we honderden jaren lang met Afrikaanse landen hebben gehad, of van de weerzinwekkende daden die Europeanen hier hebben begaan. We hebben die kennis nodig om onze plaats in ruimte en tijd te begrijpen.’