Universiteit Leiden

nl en

Papyrologisch Instituut

Blog papyrusvragen

Wat kunnen papyri ons leren over de oudheid? Studenten papyrologie in Leiden proberen vragen over het leven in de oudheid te beantwoorden met behulp van de papyri uit onze collectie.

Door Nicoline Huijbrechts

P. Leiden Pap. Inst. inv. 17 = P.Leid.Inst. I 5. Herkomst: Egypte. Datering: 2e eeuw na Christus.

Fabels kent iedereen, verhaaltjes over (meestal) dieren die een moraal bevatten. Deze fabels worden gebruikt om wijze lessen te leren aan kinderen, maar ook aan volwassenen. Zo luidt de eerste definitie van het woord fabel in de Van Dale (2009) dan ook: “een kor­te mo­ra­li­se­ren­de ver­tel­ling waar­in die­ren of din­gen als han­de­len­de per­so­nen op­tre­den.” Deze definitie was niet altijd het geval, zo worden fabels door Theon en Aphthonius in de oudheid gedefinieerd als een fictief verhaal, dat een beeld of allegorie van de waarheid is (Adrados 1999, 23). Het genre ‘fabel’ is daarnaast ook al heel oud, aangezien de vroegste collectie waar we van weten die van Demetrius van Phalerum is uit eind vierde eeuw voor Chr. (Adrados 1999, 3). Aangezien fabels nu vooral gebruikt worden om kinderen een morele les te leren is het een interessante vraag of fabels ook gebruikt werden in het onderwijs in de Oudheid en, zo ja, hoe dan.

 

De functie van fabels

Quintilianus (1e eeuw na Chr.) geeft duidelijke aanwijzingen dat fabels in het onderwijs gebruikt werden in zijn Institutio Oratione (1.9.2, Russell): Aesopi fabellas […] narrare sermone puro et nihil se supra modum extollente, deinde eandem gracilitatem stilo exigere condiscant [‘Laat hen leren om de fabels van Aesopus te vertellen in simpel taalgebruik en zichzelf op geen manier verheffend, laat hen vervolgens dezelfde elegantie in een geschreven variant bereiken’]. In andere woorden, studenten leerden om de fabels van Aesopus te parafraseren en om dit vervolgens op te schrijven. Deze fabels speelden dus een belangrijke rol in het onderwijs, niet alleen vanwege de wijze les, maar ook vanwege de schrijfoefening en om de antieke cultuur te introduceren (Kümmerling-Meibauer 2006). Fabels werden dus voor meerdere doeleinden gebruikt in de oudheid.

 

De fabel van de ezel

Een van die schoolpapyri met een fabel is P.Leid.Inst. I 5. Hoewel deze papyrus aan beide zijkanten is afgebroken, is er op de tweede regel duidelijk κα νος [‘en (de) ezel’] te zien, waardoor we weten dat het over een ezel gaat, die samen met een ander dier (waarschijnlijk een leeuw) iets aan het doen is. Op de vierde regel staat κ τς γρας [‘uit de jacht’], waaruit kan worden opgemaakt dat de ezel meedoet in een jachtpartij. Verder staan er op regels 7-8 δευτ[έραν] en τρίτης [het ‘tweede’ en ‘derde’ (deel)], waardoor we kunnen vaststellen dat de fabel iets te maken heeft met het verdelen van de buit. Het verhaal is door deze elementen gekoppeld aan een fabel die ook bij de schrijvers Babrius (2e eeuw na Chr.), Phaedrus (1e eeuw na Chr.) en Ignatius Diaconus staat (8e eeuw na Chr.). Hoewel het in principe dezelfde fabel is, lopen de versies uiteen. Zo schrijft Babrius dat een leeuw en een ezel gaan jagen, waarna de leeuw, nadat de buit in drie delen verdeeld is, zich alles toebedeelt (Fernández Delgado 2007, 323). In de versie van Phaedrus is de ezel afwezig en zijn er in zijn plaats drie andere dieren en krijgt de leeuw niets van de buit (die wel in vier delen verdeeld is). Aangezien, zoals door Quintilianus gesteld wordt, leerlingen de opdracht kregen om de fabels te parafraseren, kunnen de verschillende versies duiden op het gebruik van deze fabel in een schoolcontext. Het is dus aannemelijk dat P.Leid.Inst. I 5 zo’n schoolpapyrus is met een samenvatting van deze fabel.

 

Bovenste afbeelding: een voorbeeld van de strepen als indicatie van een nieuw woord. Onderste afbeelding: De succeswens van de docent.

Docentencommentaar

Een tweede aanwijzing voor het gebruik van fabels in het onderwijs is zichtbaar op de schoolteksten zelf. De schrijfwijze laat zien dat fabels in alle jaren van educatie gebruikt werden (Laes 2006, 899). Dit is ook te zien aan P.Leid.Inst. I 5. Zo stelt Cribiore (1996, 239) dat de schuine strepen aangeven dat de fabel gebruikt werd als leesoefening, waarbij de strepen gebruikt zijn als indicatie van nieuwe woorden. Hiernaast begint P.Leid.Inst. I 5 met de woorden χαθ τύχ [‘goed geluk’ of ‘succes’]. Deze woorden kunnen gelezen worden als een succeswens die door de docent bovenaan de papyrus gezet is (Daniel 1991, 8). Deze succeswens komt ook voor op andere schoolpapyri (Cribiore 1996, 239). 

Naast P.Leid.Inst. I 5 zijn er ook nog andere fabels gevonden die waarschijnlijk in het onderwijs gebruikt zijn. Een hiervan is MPER N.S. III xxx. Deze fabel gaat over een wezel die een muis uit zijn schuilplaats probeert te lokken (Oellacher et al. 1939, 51). Deze fabel wordt omschreven als een ‘Schulübung,’ oftewel een schooloefening, door de vorm van het handschrift, de taal en de inhoud (Oellacher et al. 1939, 51). Er zijn dus meerdere fabels gebruikt binnen het onderwijs met steeds andere hoofdrolspelers.

 

Conclusie

Kortom, fabels werden in de oudheid op verschillende manieren gebruikt in het onderwijs. Zo werden ze gebruikt als schrijf-, taal-, en leesoefening, als morele lessen en als introductie op de cultuur. Dit zien we ook terug in P.Leid.Inst. I 5, waarin we leestekens vinden en een aanmoediging voor de leerling is toegevoegd door de leraar.

 

Bibliografie

Primaire bronnen

P.Leid.Inst. I 5 = R.W. Daniel (1991). In F.A.J. Hoogendijk, P. van Minnen & W. Clarysse (red.), Papyri, Ostraca, Parchments, and Waxed Tablets in the Leiden Papyrological Institute (Papyrologica Lugduno-Batava 25). Leiden.

MPER N.S. III xxx = H. Oellacher, H. Gerstinger & P. Sanz (1939). Mitteilungen aus der Papyrussammlung der Nationalbibliothek in Wien, Neue Serie. Volume III. Griechische literarische Papyri . Wenen.

Quintilianus, Institutio Oratione: D.A. Russell (2001). Quintilian. The Orator's Education, Volume 1: Books 1-2. Cambridge, Massachusetts.

Secundaire bronnen

Adrados, F. R. (1999). History of the Graeco-Latin Fable, Volume 1 (Mnemosyne Supplement 201). Leiden.

Cribiore, R. (1996). Writing, teachers, and students in Graeco-Roman Egypt. Atlanta, Georgia.

Fernández Delgado, J.A. (2007). ‘The Fable in School Papyri’. In J. Frösén, T. Purola & E. Salmenkivi (red.) Proceedings of the 24th International Congress of Papyrology, Helsinki, 1-7 August, 2004, Volume 1. Helsinki. pp. 321-330.

Kümmerling-Meibauer, B. (2006). Children's and Young Adults' Literature (CT). In Brill's New Pauly Online. Leiden https://doi.org/10.1163/1574-9347_bnp_e1408880 [bekeken op 17 december 2023].

Laes, C. 2006. ‘Children and Fables, Children in Fables in Hellenistic and Roman Antiquity’.  Latomus 65. Brussel. pp. 898-914.

Van Dale online woordenboeken 2009. https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/fabel [bekeken op 17 december 2023].

Door Rosemary Selth [translated by Nicoline Huijbrechts]

Als je iemand zou vragen naar orakels in de oudheid, zul je waarschijnlijk horen over het orakel van Delphi en Dodona, of misschien de Sibylle in haar grot in de Aeneas. Deze orakels zijn echter niet de enige, noch het enige soort orakel dat bestond in de oudheid. P.Leid.Inst. I 8, een papyrusfragment dat te vinden is in het Leids Papyrologisch instituut, is een uniek fragment uit de mysterieuze Sortes Astrampsychi, een orakelboek met onzekere herkomst. De tekst is een lijst van genummerde vragen en antwoorden en is voornamelijk overgeleverd in christelijke manuscripten.

P. Leiden Pap. Inst. inv. 573 verso = P.Leid.Inst. I 8. Herkomst: Egypte. Datering: na 231 na Chr.

De meeste fragmenten van deze tekst bevatten orakelvragen, maar dit fragment is de enige plaats waar de niet-verchristelijkte concordantie is overgebleven, de tabel waarin de vragen met de antwoorden verbonden worden. Deze papyrus is niet alleen van onschatbare waarde is voor het begrijpen van de transmissie en de datering van de tekst, maar geeft ook een fascinerend inzicht in orakelgoden, doordat iedere link tussen vraag en antwoord vergezeld wordt door de naam van een god. In dit artikel zal ik kijken naar welke goden opgeroepen werden om vragen te beantwoorden aan de hand van deze papyrus en of deze goden representatief zijn voor orakelgoden in het algemeen.

 

De goden introduceren

De tabel wordt geïntroduceerd met de zin ‘goden die orakels en tekens geven’. Elke rij hierna bevat een goddelijke naam tussen twee nummers: het nummer aan de linkerkant komt overeen met een vraag, het nummer aan de rechterkant komt overeen met een tabel van tien antwoorden. Helaas is dit fragment van de concordantie niet compleet bewaard gebleven: de onderkant is afgebroken waardoor nog maar de helft van de tabel over is. We weten, gebaseerd op latere manuscripten, dat er ongeveer 103 goden in totaal vermeld zouden moeten zijn, maar er staan er maar 49 op dit fragment. Zeven van deze namen zijn te beschadigd om met enige zekerheid te kunnen lezen, waardoor er nog 42 overblijven om mee te werken. Deze namen staan in de tabel hieronder – de nummers zijn weggelaten om leesbaarheid te bevorderen en fouten in spelling en naamvallen zijn gecorrigeerd.

 

Goden die orakels en tekens geven

Leto

Sarapis

Ischus (‘kracht’)

Agathodaimon

Ge (‘aarde’)

Astrapes (‘bliksem’)

Ephialtes (‘nachtmerrie’)

Eros (‘liefde’)

Thetis

Hekate

?

?

?

?

Erinyes (furiën)

Athena

Apollo

Asklepios

Aphrodite

Ammon

Anoubis

Belos

Boubastis

Hera

Dioskouroi (goddelijke tweeling)

Herakles

Helios

Dionysos

?

Hephaistos

?

?

Epitaktes (‘bevelhebber’)

Muses

Mithras

Ourania

Memphites

Eunoia (‘welwillendheid’)

Nymphs

Mother of the Gods (Kybele)

Klytios (‘luisteraar’)

Nike (‘overwinning’)

Osiris

Poseidon

Parthenos (‘maagd’)

Prosdokia (‘hoop’)

Ophelia (‘hulp’)

Panakeia (‘genezing’)

Poros (‘overvloed’)

 

Deze lijst laat een fascinerend breed aanbod van goden zien. De meerderheid van deze goden bestaat uit grotere en kleinere Griekse goden en helden (zoals Poseidon, Apollo, Asklepios en Ourania). Er zijn ook zes Egyptische goden (Sarapis, Agathodaimon, Ammon, Anoubis, Boubatis en Osiris) en drie goden afkomstig uit andere gebieden – Belos, een Babylonische god; Mithras, een Iraanse god en Kybele, een Frygische godin. Naast de goden zijn er ook verschillende personificaties van abstracte concepten te zien (zoals Nike ‘overwinning’, Prosdokia ‘hoop’ en Ophelia ‘hulp’). Er zijn, tenslotte, ook verschillende ongewone namen, die titels (epitheta) lijken te zijn van goden die verder niet benoemd worden (zoals Epitaktes ‘bevelhebber’, een titel die naar een aantal goden zou kunnen verwijzen). Van de 42 goden die op de lijst staan, is er van maar 13 een eerdere bestaande connectie met voorspellingen te vinden. Deze 13 zijn door Curnow (2004, 173-175) benoemd als goden met orakelplaatsen in de oudheid, maar slechts drie van hen (Apollo, Asklepios en Sarapis) komen vaak voor (de andere goden zijn Ammon, Aphrodite, Dionysos, de Dioskouroi, Ge, Hera, Herakles, Leto, nimfen en Poseidon).

 

Waarom deze goden?

Op het eerste gezicht lijken we niet veel te kunnen zeggen over de keuze van de goden in de concordantie, vooral omdat er geen connectie is tussen de goden en het type vragen dat beantwoord werd door hen – ieder god in de concordantie kon in verbinding gebracht worden met tien totaal verschillende vragen. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat deze selectie van goden zo verschillend is wegens de simpele reden dat er 103 plaatsen zijn die gevuld moeten worden in de tabel. Het is daarom geen verrassing dat er maar een paar een duidelijke connectie hebben met voorspellen. Dit is misschien ook de reden dat er geen syncretisme (het samenvoegen van goden) voorkomt. Dionysus en Osiris bijvoorbeeld, werden vaak beschouwd als dezelfde, vooral in Egypte (zoals bijvoorbeeld beschreven wordt door Diodorus van Sicilië, 1.13.1-1.20.6), maar door deze namen los te houden, hoefde de schrijver geen extra naam te verzinnen. Deze behoefte voor namen zou ook de reden kunnen zijn voor sommige nogal obscure figuren (zoals Klytios en Memphites). We kunnen de selectie van goden echter veel beter begrijpen als we de tekst vergelijken met andere orakelteksten.

 

Andere orakels

Zeer belangrijk voor deze index zijn de west-Anatolische astragaloi (knokkelbenen) orakel inscripties (Graf 2005, 51-97). Deze inscripties zijn mogelijke orakelantwoorden voorafgegaan door de naam van een god, waarbij ieder antwoord overeenkomt met een specifiek resultaat van het gooien van vijf knokkelbenen. Graf (2005) heeft 19 inscripties gedateerd hiervoor en 13 van deze inscripties zijn nauw gerelateerd aan elkaar. Omdat er een goddelijke naam aan ieder antwoord verbonden is, is het interessant om deze inscripties te vergelijken met de Sortes. Hoewel er duidelijke verschillen zijn met de Sortes index, zoals het hoge nummer herhalingen (Zeus verschijnt acht keer met verschillende titels), is de samenstelling van de goden opmerkelijk overeenkomstig – de lijst van 56 goden bestaat uit Griekse goden, Egyptische goden, goden uit een ander gebied en personificaties. Er verschijnen 14 namen van de concordantie in deze inscripties (inclusief de niet-Griekse goden Sarapis, Kybele, Ammon en Agathodaimon). Het is ook opmerkelijk dat de astragaloi orakelinscripties allemaal rond het einde van de tweede eeuw na Christus gedateerd zijn, aangezien dit dezelfde periode is waarin de Sortes Astrampsychi waarschijnlijk opgesteld is (Stewart 1995, 135-147). Aan deze voorbeelden zouden we ook een collectie van orakelantwoorden geschreven op ostraca (potscherven) uit Dios kunnen toevoegen, die ook allemaal gedateerd zijn rond het einde van de tweede eeuw na Christus en waarop soms ook de namen van goden geschreven zijn (hoewel we door het beperkte aantal geen conclusies kunnen trekken over de verscheidenheid aan goden die gekozen werd – Apollo, Leto, Typhon en Zeus) (Cuvigny 2021, 501-523). Als de algemene verspreiding van de astragaloi inscripties en de schijnbare populariteit van dit type orakels in deze periode in overweging wordt genomen, kunnen we hard maken dat de Sortes Astrampsychi past binnen een traditie van populaire orakels in de tweede eeuw na Christus. Als we deze interpretatie accepteren, lijkt de schijnbare mengelmoes van namen op P.Leid.Inst. I 8 een typisch verschijnsel voor orakelteksten uit deze periode.

 

Conclusie

Om samen te vatten, de papyrus P.Leid.Inst. I 8 bevat een fascinerende selectie van Griekse goden, Egyptische goden, goden uit andere landen, personificaties en titels. Vergelijking met andere bronnen suggereert dat de verscheidenheid van de goden en personificaties typisch was voor orakelteksten opgesteld in de tweede eeuw na Christus.

 

Bibliografie

Primaire bronnen

P.Leid.Inst. I 8 = W. Clarysee & F.A.J. Hoogendijk (1991). In F.A.J. Hoogendijk, P. van Minnen & W. Clarysse (red.), Papyri, Ostraca, Parchments, and Waxed Tablets in the Leiden Papyrological Institute (Papyrologica Lugduno-Batava 25). Leiden.

Browne, G. M. (red.) (1983). Sortes Astrampsychi I: Ecdosis Prior. Leipzig.

Stewart, R. (red.) (2001). Sortes Astrampsychi II: Ecdosis Altera. München.

Secundaire bronnen

Curnow, T. (2004). The Oracles of the Ancient World. Londen.

Cuvigny, H. (2021). ‘Chapter 31: The Shrine in the Praesidium of Dios (Eastern Desert of Egypt): Graffiti and Oracles in Context’. In R.S. Bagnall (red.), Rome in Egypt’s Eastern Desert, Volume 2. New York. pp. 479-526.

Graf, F. (2005). ‘Rolling the Dice for an Answer’. In P.T. Struck & S.I. Johnston (red.), Mantikê. Leiden. pp. 51-97.

Naether, F. (2010). Die Sortes Astrampsychi: Problemlösungsstrategien durch Orakel im römischen Ägypten. Tübingen.

Rea, J. (1977). ‘A New Version of P. Yale Inv. 299’. Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik 27. Bonn. pp. 151-156.

Stewart, R. (1995). ‘The Textual Transmission of the “Sortes Astrampsychi”.’ Illinois Classical Studies 20. Illinois. pp. 135-147.

Stewart, R. & K. Morrell (1998). ‘10. Fortune Telling: The Oracles of Astampsychus’ In W. Hansen (red.), Anthology of Ancient Greek Popular Literature. Indianapolis. pp. 285-324.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.