Papyrologisch Instituut
Blog papyrusvragen
Wat kunnen papyri ons leren over de oudheid? Studenten papyrologie in Leiden proberen vragen over het leven in de oudheid te beantwoorden met behulp van de papyri uit onze collectie.
Door Nicoline Huijbrechts

Fabels kent iedereen, verhaaltjes over (meestal) dieren die een moraal bevatten. Deze fabels worden gebruikt om wijze lessen te leren aan kinderen, maar ook aan volwassenen. Zo luidt de eerste definitie van het woord fabel in de Van Dale (2009) dan ook: “een korte moraliserende vertelling waarin dieren of dingen als handelende personen optreden.” Deze definitie was niet altijd het geval, zo worden fabels door Theon en Aphthonius in de oudheid gedefinieerd als een fictief verhaal, dat een beeld of allegorie van de waarheid is (Adrados 1999, 23). Het genre ‘fabel’ is daarnaast ook al heel oud, aangezien de vroegste collectie waar we van weten die van Demetrius van Phalerum is uit eind vierde eeuw voor Chr. (Adrados 1999, 3). Aangezien fabels nu vooral gebruikt worden om kinderen een morele les te leren is het een interessante vraag of fabels ook gebruikt werden in het onderwijs in de Oudheid en, zo ja, hoe dan.
De functie van fabels
Quintilianus (1e eeuw na Chr.) geeft duidelijke aanwijzingen dat fabels in het onderwijs gebruikt werden in zijn Institutio Oratione (1.9.2, Russell): Aesopi fabellas […] narrare sermone puro et nihil se supra modum extollente, deinde eandem gracilitatem stilo exigere condiscant [‘Laat hen leren om de fabels van Aesopus te vertellen in simpel taalgebruik en zichzelf op geen manier verheffend, laat hen vervolgens dezelfde elegantie in een geschreven variant bereiken’]. In andere woorden, studenten leerden om de fabels van Aesopus te parafraseren en om dit vervolgens op te schrijven. Deze fabels speelden dus een belangrijke rol in het onderwijs, niet alleen vanwege de wijze les, maar ook vanwege de schrijfoefening en om de antieke cultuur te introduceren (Kümmerling-Meibauer 2006). Fabels werden dus voor meerdere doeleinden gebruikt in de oudheid.
De fabel van de ezel
Een van die schoolpapyri met een fabel is P.Leid.Inst. I 5. Hoewel deze papyrus aan beide zijkanten is afgebroken, is er op de tweede regel duidelijk καὶ ὄνος [‘en (de) ezel’] te zien, waardoor we weten dat het over een ezel gaat, die samen met een ander dier (waarschijnlijk een leeuw) iets aan het doen is. Op de vierde regel staat ἐκ τῆς ἄγρας [‘uit de jacht’], waaruit kan worden opgemaakt dat de ezel meedoet in een jachtpartij. Verder staan er op regels 7-8 δευτ[έραν] en τρίτης [het ‘tweede’ en ‘derde’ (deel)], waardoor we kunnen vaststellen dat de fabel iets te maken heeft met het verdelen van de buit. Het verhaal is door deze elementen gekoppeld aan een fabel die ook bij de schrijvers Babrius (2e eeuw na Chr.), Phaedrus (1e eeuw na Chr.) en Ignatius Diaconus staat (8e eeuw na Chr.). Hoewel het in principe dezelfde fabel is, lopen de versies uiteen. Zo schrijft Babrius dat een leeuw en een ezel gaan jagen, waarna de leeuw, nadat de buit in drie delen verdeeld is, zich alles toebedeelt (Fernández Delgado 2007, 323). In de versie van Phaedrus is de ezel afwezig en zijn er in zijn plaats drie andere dieren en krijgt de leeuw niets van de buit (die wel in vier delen verdeeld is). Aangezien, zoals door Quintilianus gesteld wordt, leerlingen de opdracht kregen om de fabels te parafraseren, kunnen de verschillende versies duiden op het gebruik van deze fabel in een schoolcontext. Het is dus aannemelijk dat P.Leid.Inst. I 5 zo’n schoolpapyrus is met een samenvatting van deze fabel.

Docentencommentaar
Een tweede aanwijzing voor het gebruik van fabels in het onderwijs is zichtbaar op de schoolteksten zelf. De schrijfwijze laat zien dat fabels in alle jaren van educatie gebruikt werden (Laes 2006, 899). Dit is ook te zien aan P.Leid.Inst. I 5. Zo stelt Cribiore (1996, 239) dat de schuine strepen aangeven dat de fabel gebruikt werd als leesoefening, waarbij de strepen gebruikt zijn als indicatie van nieuwe woorden. Hiernaast begint P.Leid.Inst. I 5 met de woorden ἀχαθῇ τύχῃ [‘goed geluk’ of ‘succes’]. Deze woorden kunnen gelezen worden als een succeswens die door de docent bovenaan de papyrus gezet is (Daniel 1991, 8). Deze succeswens komt ook voor op andere schoolpapyri (Cribiore 1996, 239).
Naast P.Leid.Inst. I 5 zijn er ook nog andere fabels gevonden die waarschijnlijk in het onderwijs gebruikt zijn. Een hiervan is MPER N.S. III xxx. Deze fabel gaat over een wezel die een muis uit zijn schuilplaats probeert te lokken (Oellacher et al. 1939, 51). Deze fabel wordt omschreven als een ‘Schulübung,’ oftewel een schooloefening, door de vorm van het handschrift, de taal en de inhoud (Oellacher et al. 1939, 51). Er zijn dus meerdere fabels gebruikt binnen het onderwijs met steeds andere hoofdrolspelers.
Conclusie
Kortom, fabels werden in de oudheid op verschillende manieren gebruikt in het onderwijs. Zo werden ze gebruikt als schrijf-, taal-, en leesoefening, als morele lessen en als introductie op de cultuur. Dit zien we ook terug in P.Leid.Inst. I 5, waarin we leestekens vinden en een aanmoediging voor de leerling is toegevoegd door de leraar.
Bibliografie
Primaire bronnen
P.Leid.Inst. I 5 = R.W. Daniel (1991). In F.A.J. Hoogendijk, P. van Minnen & W. Clarysse (red.), Papyri, Ostraca, Parchments, and Waxed Tablets in the Leiden Papyrological Institute (Papyrologica Lugduno-Batava 25). Leiden.
MPER N.S. III xxx = H. Oellacher, H. Gerstinger & P. Sanz (1939). Mitteilungen aus der Papyrussammlung der Nationalbibliothek in Wien, Neue Serie. Volume III. Griechische literarische Papyri . Wenen.
Quintilianus, Institutio Oratione: D.A. Russell (2001). Quintilian. The Orator's Education, Volume 1: Books 1-2. Cambridge, Massachusetts.
Secundaire bronnen
Adrados, F. R. (1999). History of the Graeco-Latin Fable, Volume 1 (Mnemosyne Supplement 201). Leiden.
Cribiore, R. (1996). Writing, teachers, and students in Graeco-Roman Egypt. Atlanta, Georgia.
Fernández Delgado, J.A. (2007). ‘The Fable in School Papyri’. In J. Frösén, T. Purola & E. Salmenkivi (red.) Proceedings of the 24th International Congress of Papyrology, Helsinki, 1-7 August, 2004, Volume 1. Helsinki. pp. 321-330.
Kümmerling-Meibauer, B. (2006). Children's and Young Adults' Literature (CT). In Brill's New Pauly Online. Leiden https://doi.org/10.1163/1574-9347_bnp_e1408880 [bekeken op 17 december 2023].
Laes, C. 2006. ‘Children and Fables, Children in Fables in Hellenistic and Roman Antiquity’. Latomus 65. Brussel. pp. 898-914.
Van Dale online woordenboeken 2009. https://www.vandale.nl/gratis-woordenboek/nederlands/betekenis/fabel [bekeken op 17 december 2023].
Door Rosemary Selth [translated by Nicoline Huijbrechts]
Als je iemand zou vragen naar orakels in de oudheid, zul je waarschijnlijk horen over het orakel van Delphi en Dodona, of misschien de Sibylle in haar grot in de Aeneas. Deze orakels zijn echter niet de enige, noch het enige soort orakel dat bestond in de oudheid. P.Leid.Inst. I 8, een papyrusfragment dat te vinden is in het Leids Papyrologisch instituut, is een uniek fragment uit de mysterieuze Sortes Astrampsychi, een orakelboek met onzekere herkomst. De tekst is een lijst van genummerde vragen en antwoorden en is voornamelijk overgeleverd in christelijke manuscripten.

De meeste fragmenten van deze tekst bevatten orakelvragen, maar dit fragment is de enige plaats waar de niet-verchristelijkte concordantie is overgebleven, de tabel waarin de vragen met de antwoorden verbonden worden. Deze papyrus is niet alleen van onschatbare waarde is voor het begrijpen van de transmissie en de datering van de tekst, maar geeft ook een fascinerend inzicht in orakelgoden, doordat iedere link tussen vraag en antwoord vergezeld wordt door de naam van een god. In dit artikel zal ik kijken naar welke goden opgeroepen werden om vragen te beantwoorden aan de hand van deze papyrus en of deze goden representatief zijn voor orakelgoden in het algemeen.
De goden introduceren
De tabel wordt geïntroduceerd met de zin ‘goden die orakels en tekens geven’. Elke rij hierna bevat een goddelijke naam tussen twee nummers: het nummer aan de linkerkant komt overeen met een vraag, het nummer aan de rechterkant komt overeen met een tabel van tien antwoorden. Helaas is dit fragment van de concordantie niet compleet bewaard gebleven: de onderkant is afgebroken waardoor nog maar de helft van de tabel over is. We weten, gebaseerd op latere manuscripten, dat er ongeveer 103 goden in totaal vermeld zouden moeten zijn, maar er staan er maar 49 op dit fragment. Zeven van deze namen zijn te beschadigd om met enige zekerheid te kunnen lezen, waardoor er nog 42 overblijven om mee te werken. Deze namen staan in de tabel hieronder – de nummers zijn weggelaten om leesbaarheid te bevorderen en fouten in spelling en naamvallen zijn gecorrigeerd.
Goden die orakels en tekens geven Leto Sarapis Ischus (‘kracht’) Agathodaimon Ge (‘aarde’) Astrapes (‘bliksem’) Ephialtes (‘nachtmerrie’) Eros (‘liefde’) Thetis Hekate ? ? ? ? Erinyes (furiën) |
Athena Apollo Asklepios Aphrodite Ammon Anoubis Belos Boubastis Hera Dioskouroi (goddelijke tweeling) Herakles Helios Dionysos ? Hephaistos ? ? |
Epitaktes (‘bevelhebber’) Muses Mithras Ourania Memphites Eunoia (‘welwillendheid’) Nymphs Mother of the Gods (Kybele) Klytios (‘luisteraar’) Nike (‘overwinning’) Osiris Poseidon Parthenos (‘maagd’) Prosdokia (‘hoop’) Ophelia (‘hulp’) Panakeia (‘genezing’) Poros (‘overvloed’) |
Deze lijst laat een fascinerend breed aanbod van goden zien. De meerderheid van deze goden bestaat uit grotere en kleinere Griekse goden en helden (zoals Poseidon, Apollo, Asklepios en Ourania). Er zijn ook zes Egyptische goden (Sarapis, Agathodaimon, Ammon, Anoubis, Boubatis en Osiris) en drie goden afkomstig uit andere gebieden – Belos, een Babylonische god; Mithras, een Iraanse god en Kybele, een Frygische godin. Naast de goden zijn er ook verschillende personificaties van abstracte concepten te zien (zoals Nike ‘overwinning’, Prosdokia ‘hoop’ en Ophelia ‘hulp’). Er zijn, tenslotte, ook verschillende ongewone namen, die titels (epitheta) lijken te zijn van goden die verder niet benoemd worden (zoals Epitaktes ‘bevelhebber’, een titel die naar een aantal goden zou kunnen verwijzen). Van de 42 goden die op de lijst staan, is er van maar 13 een eerdere bestaande connectie met voorspellingen te vinden. Deze 13 zijn door Curnow (2004, 173-175) benoemd als goden met orakelplaatsen in de oudheid, maar slechts drie van hen (Apollo, Asklepios en Sarapis) komen vaak voor (de andere goden zijn Ammon, Aphrodite, Dionysos, de Dioskouroi, Ge, Hera, Herakles, Leto, nimfen en Poseidon).
Waarom deze goden?
Op het eerste gezicht lijken we niet veel te kunnen zeggen over de keuze van de goden in de concordantie, vooral omdat er geen connectie is tussen de goden en het type vragen dat beantwoord werd door hen – ieder god in de concordantie kon in verbinding gebracht worden met tien totaal verschillende vragen. De conclusie die hieruit getrokken kan worden is dat deze selectie van goden zo verschillend is wegens de simpele reden dat er 103 plaatsen zijn die gevuld moeten worden in de tabel. Het is daarom geen verrassing dat er maar een paar een duidelijke connectie hebben met voorspellen. Dit is misschien ook de reden dat er geen syncretisme (het samenvoegen van goden) voorkomt. Dionysus en Osiris bijvoorbeeld, werden vaak beschouwd als dezelfde, vooral in Egypte (zoals bijvoorbeeld beschreven wordt door Diodorus van Sicilië, 1.13.1-1.20.6), maar door deze namen los te houden, hoefde de schrijver geen extra naam te verzinnen. Deze behoefte voor namen zou ook de reden kunnen zijn voor sommige nogal obscure figuren (zoals Klytios en Memphites). We kunnen de selectie van goden echter veel beter begrijpen als we de tekst vergelijken met andere orakelteksten.
Andere orakels
Zeer belangrijk voor deze index zijn de west-Anatolische astragaloi (knokkelbenen) orakel inscripties (Graf 2005, 51-97). Deze inscripties zijn mogelijke orakelantwoorden voorafgegaan door de naam van een god, waarbij ieder antwoord overeenkomt met een specifiek resultaat van het gooien van vijf knokkelbenen. Graf (2005) heeft 19 inscripties gedateerd hiervoor en 13 van deze inscripties zijn nauw gerelateerd aan elkaar. Omdat er een goddelijke naam aan ieder antwoord verbonden is, is het interessant om deze inscripties te vergelijken met de Sortes. Hoewel er duidelijke verschillen zijn met de Sortes index, zoals het hoge nummer herhalingen (Zeus verschijnt acht keer met verschillende titels), is de samenstelling van de goden opmerkelijk overeenkomstig – de lijst van 56 goden bestaat uit Griekse goden, Egyptische goden, goden uit een ander gebied en personificaties. Er verschijnen 14 namen van de concordantie in deze inscripties (inclusief de niet-Griekse goden Sarapis, Kybele, Ammon en Agathodaimon). Het is ook opmerkelijk dat de astragaloi orakelinscripties allemaal rond het einde van de tweede eeuw na Christus gedateerd zijn, aangezien dit dezelfde periode is waarin de Sortes Astrampsychi waarschijnlijk opgesteld is (Stewart 1995, 135-147). Aan deze voorbeelden zouden we ook een collectie van orakelantwoorden geschreven op ostraca (potscherven) uit Dios kunnen toevoegen, die ook allemaal gedateerd zijn rond het einde van de tweede eeuw na Christus en waarop soms ook de namen van goden geschreven zijn (hoewel we door het beperkte aantal geen conclusies kunnen trekken over de verscheidenheid aan goden die gekozen werd – Apollo, Leto, Typhon en Zeus) (Cuvigny 2021, 501-523). Als de algemene verspreiding van de astragaloi inscripties en de schijnbare populariteit van dit type orakels in deze periode in overweging wordt genomen, kunnen we hard maken dat de Sortes Astrampsychi past binnen een traditie van populaire orakels in de tweede eeuw na Christus. Als we deze interpretatie accepteren, lijkt de schijnbare mengelmoes van namen op P.Leid.Inst. I 8 een typisch verschijnsel voor orakelteksten uit deze periode.
Conclusie
Om samen te vatten, de papyrus P.Leid.Inst. I 8 bevat een fascinerende selectie van Griekse goden, Egyptische goden, goden uit andere landen, personificaties en titels. Vergelijking met andere bronnen suggereert dat de verscheidenheid van de goden en personificaties typisch was voor orakelteksten opgesteld in de tweede eeuw na Christus.
Bibliografie
Primaire bronnen
P.Leid.Inst. I 8 = W. Clarysee & F.A.J. Hoogendijk (1991). In F.A.J. Hoogendijk, P. van Minnen & W. Clarysse (red.), Papyri, Ostraca, Parchments, and Waxed Tablets in the Leiden Papyrological Institute (Papyrologica Lugduno-Batava 25). Leiden.
Browne, G. M. (red.) (1983). Sortes Astrampsychi I: Ecdosis Prior. Leipzig.
Stewart, R. (red.) (2001). Sortes Astrampsychi II: Ecdosis Altera. München.
Secundaire bronnen
Curnow, T. (2004). The Oracles of the Ancient World. Londen.
Cuvigny, H. (2021). ‘Chapter 31: The Shrine in the Praesidium of Dios (Eastern Desert of Egypt): Graffiti and Oracles in Context’. In R.S. Bagnall (red.), Rome in Egypt’s Eastern Desert, Volume 2. New York. pp. 479-526.
Graf, F. (2005). ‘Rolling the Dice for an Answer’. In P.T. Struck & S.I. Johnston (red.), Mantikê. Leiden. pp. 51-97.
Naether, F. (2010). Die Sortes Astrampsychi: Problemlösungsstrategien durch Orakel im römischen Ägypten. Tübingen.
Rea, J. (1977). ‘A New Version of P. Yale Inv. 299’. Zeitschrift für Papyrologie und Epigraphik 27. Bonn. pp. 151-156.
Stewart, R. (1995). ‘The Textual Transmission of the “Sortes Astrampsychi”.’ Illinois Classical Studies 20. Illinois. pp. 135-147.
Stewart, R. & K. Morrell (1998). ‘10. Fortune Telling: The Oracles of Astampsychus’ In W. Hansen (red.), Anthology of Ancient Greek Popular Literature. Indianapolis. pp. 285-324.
Door Lisette Verhoeven [vertaling Nicoline Huijbrechts]
Het zal je misschien verbazen hoe veel informatie een papyrus ons kan geven over de antieke wereld. Het maakt niet uit hoe groot het fragment is, het kan ons helpen om het Griekse leven te reconstrueren: zelfs hoe muziek in de Oudheid geklonken heeft.
Muziek speelde een belangrijke rol in het leven van de Grieken. Denk maar aan de publieke festivals met de parades met zang of de persoonlijke muziek die gemaakt werd tijdens een symposium. Verder behoorden bij optredens van tragedies ook koor- en solo-liederen. Maar hoe weten we dit eigenlijk?
We hebben meerdere bronnen die ons helpen om het geluid van de Oudheid te reconstrueren door ons informatie te geven over verschillende instrumenten die gebruikt werden (de eerste kan gedateerd worden rond 2700 v. Chr.!) of de ontwikkeling van het muzieknotatiesysteem: denk bijvoorbeeld aan afbeeldingen van optredende muzikanten op vaasschilderingen, maar ook aan directe verwijzingen naar muziekschrijven in literatuur. En dat niet alleen: de daadwerkelijke muziek die gespeeld werd kan gereconstrueerd worden dankzij de overblijfselen van muziekpartituren.
Het Seikilos grafschrift
Een bekend exemplaar is het Seikilos grafschrift (2de eeuw n. Chr.), een pilaar beschreven met een kort liedje voor een begrafenis. Boven de zinnen vinden we muzikale notaties. In tegenstelling tot het systeem dat we nu gebruiken, gebruikten de Griekse letters om de verschillende toonhoogtes van de melodie voor de zanger aan te geven. Boven deze symbolen vinden we lineaire tekens om de gewenste duur van de syllaben aan te geven en stippen om de beweging van de gezongen lijn aan te geven. Dankzij dit grafschrift, kunnen we een mogelijke reconstructie van antieke geluiden maken: https://antigonejournal.com/2021/12/song-of-seikilos/. Als je goed luistert valt het op dat de melodie de accenten op de woorden bijna overal respecteert en dat het lied best ritmisch is. Dit zou niet verbazingwekkend moeten zijn, omdat het Grieks op zichzelf al een metrische taal is. Wat een uniek geluid!

Iphigeneia in Aulis
Nu we een voorbeeld van antieke muzikale notaties op steen gezien hebben, laten we een stapje verder gaan en kijken naar een ander oppervlak, waarop de meeste fragmenten van antiek Griekse muziek overgeleverd zijn: papyrus. De papyrus die je ziet in de afbeelding (P.Leiden Pap. Inst inv 510) dateert uit de 3de eeuw v. Chr., een van de oudste muzikale papyri die bewaard is gebleven. Ook al is het klein en beschadigd, we kunnen nog steeds sommige letters en muzikale symbolen herkennen. Op dit fragment staan delen van Euripides’ tragedie Iphigeneia in Aulis, waar het verhaal van het begin van de Trojaanse oorlog wordt verteld: met het offer van Iphigeneia, de dochter van de Griekse generaal Agamemnon. Deze verschrikkelijke daad moest worden volbracht om de goden tevreden te stellen, zodat zij een gunstige wind zouden sturen en het Griekse leger naar Troje kon varen om deel te nemen aan een legendarische oorlog. Interessant genoeg is de tekst op de papyrus niet in dezelfde volgorde weergegeven als in het toneelstuk zelf. De eerste vier regels zijn afkomstig van Iphigeneia’s gezongen dialoog samen met het koor, wanneer ze vertrekt om geofferd te worden, wat plaats gevonden zou hebben aan het eind van de tragedie. Van deze regels is de muzikale notatie niet bewaard gebleven, maar, gezien de afstand tussen de regels, is het aannemelijk dat ze deze er oorspronkelijk wel is geweest. De andere verzen zijn van het tweede koorlied, of stasimon, waarin de Trojaanse oorlog in detail omschreven wordt, die wel indicaties voor muzikale begeleiding bevatten. Hoewel deze passages niet in de correcte volgorde zijn genoteerd (eerst regels 1500-1509, dan regels 785-794), geven ze allebei dramatische momenten in de verhaallijn weer. De letters die dikgedrukt zijn, zijn bewaard op de papyrus, terwijl de rest van de tekst toegevoegd is om het origineel te reconstrueren.
1500-1509
Koor:
Heb jij geroepen de stad van Perseus,
Dragend het harde werk van de Cycloops?
Iphigenia:
Jij hebt me opgevoed om het licht van Griekenland te zijn:
Ik zal niet weigeren om te sterven.
Koor:
In dat geval, moge glorie jouw niet ontgaan.
Iphigenia:
Oh! Oh!
Fakkel-dragende dag
en het licht van Zeus, een ander
leven en lot zal ik bewonen.
Vaarwel, geliefd licht.
785-794
[Koor:]
Noch op mij noch op de kinderen van mijn kinderen
mag deze hoop ooit vallen,
zoals diegenen rijk aan goud,
de Lydiers en de vrouwen van de Phrygiers,
zullen krijgen, naast hun spinnenwielen
zij zeggen dit tegen elkaar:
“Wie dan, terwijl hij me uitrekt, een bescherming
vol tranen met mooie haren,
zal mij wegrukken van mijn verwoeste vaderland?”
Wegens jouw, kind van de zwaan met de lange nek, ...

Muzikale symbolen
Niet alle muzikale tekens zijn duidelijk zichtbaar op deze papyrus, waardoor er veel verschillende interpretaties zijn. Echter, er zijn ook dingen waar de meesten het over eens zijn. Zoals aangegeven op de foto, kunnen we notatie (in blauw) tussen de regels zien: onder μή en boven πολύχ (in rood) zijn er symbolen die lijken op C.T CT. Deze zien er niet zo vloeiend uit als de Griekse letters, waarschijnlijk omdat ze later toegevoegd zijn door een niet-professionele schrijver. Wat betreft moderne noten, zouden deze notaties geklonken hebben als een G en Gis. Wat interessant is, is dat deze symbolen voor zowel de stem als instrumenten bedoeld zijn. Wij zijn op de hoogte van dit verschil dankzij een andere papyrus: Vienna G 2315 bevat delen van een andere tragedie van Euripides, Orestes. In deze papyrus wordt een duidelijk onderscheid gemaakt tussen de noten voor de zanger, die boven de tekst geplaatst zijn, en de noten voor de muzikant, die in dezelfde regel als de tekst zelf staan.
Echter, de Leidse papyrus bevat alleen een muzikale notitie boven de tekst en vertoont daarom zowel de vocale als de instrumentale symbolen op dezelfde regels. Dit zou het moeilijk gemaakt hebben om de verschillen te onderscheiden tussen beide soorten indicaties, maar gelukkig helpt de Orestes papyrus ons hierbij. Het zorgt ervoor dat we de ronde C, een vocale notatie geschreven boven de tekst van Orestes, en de vierkante C, wat een instrumentale aanwijzing moet zijn geweest zoals in de Leidse papyrus, kunnen onderscheiden. Het is dankzij deze vergelijking dat we tot deze conclusie kunnen komen en dat we de tragedie van Euripides zo goed mogelijk kunnen reconstrueren: de Iphigeneia in Aulis-regels zouden gezongen zijn door een solozanger onder begeleiding van een instrument. Hoewel deze liederen gemaakt waren voor de rol van een vrouwelijk figuur, was het de norm dat deze gespeeld werd door een mannelijke acteur, in dit geval een met het bereik van een tenor. Wat betreft de Leidse papyrus, zien we dat deze tragedie van Euripides muziek bevat moet hebben en opgevoerd zou zijn bij een soort voordracht van muzikale highlights, in plaats van een vertolking van het hele toneelstuk in de oorspronkelijke volgorde, door een mannelijke zanger onder instrumentele begeleiding.
Conclusie
Antieke muziek heeft niet alleen anders geklonken dan die van ons, maar was ook geschreven met letters in plaats van noten. We kunnen de melodieën voor een groot deel reconstrueren dankzij de muzikale notaties die bewaard zijn op papyri. Verrassend genoeg geven zelfs kleine fragmenten ons de mogelijkheid om veel informatie terug te vinden over het opvoeren van antieke Griekse muziek in tragedies, zelfs hoe het klonk!
Bibliografie
Primaire bronnen
Pap. Flor. 43 (2) = Pordomingo, F. (2013). Antologias di Época Helenistica en Papiro. Papyrologica Florentina 43. Florence. pp. 65-68.
Vienna G 2315 = Pöhlmann, E. & M.L. West (2001). Documents of Ancient Greek Music: the extant melodies and fragments edited and transcribed with commentary. Oxford. pp. 18-21.
Seikilos Epitaph = Poljakov, F.B. (1989). Inschriften griechisher Städte aus Kleinasien (IK) 36.1 219. Bonn.
Secundaire bronnen
Jourdan-Hemmerdinger, D. (1973). ‘Un Nouveau Papyrus Musical d’Euripide (Présentation Provisoire)’. Comptes Rendus de l’Académie des Inscriptions & Belles-Lettres 117e anneé 2. Parijs. pp. 292-302.
Ceresa-Gastaldo, A. (1978). Problemi di Metrica Classica: Miscellanea Filologica. Genua.
Prauscello, L. (2006). Singing Alexandria: music between practice and textual transmission. Mnemosyne, Supplements Volume 274. Leiden. pp. 161-178.
Gammacurta, T. (2006). Papyrologica Scaenica: i copioni teatrali nella tradizione papiracea. Hellenica 20. Alexandrië. pp. 14, 143-150.
Anderson, W. D. (1997). ‘From the Beginnings to the Dark Age’. In Music and Musicians in Ancient Greece. Ithaca, New York. pp. 1-26.
Barker, A. (1990). Greek Musical Writings. Cambridge.
D’Angour, A. (2017). ‘Euripides and the Sound of Music’. In L. McClure (red.) A Companion to Euripides. Hoboken, New Jersey. pp. 428-443.
D’Angour, A. (2021). ‘The Song of Seikilos: a Musically Notated Ancient Greek Poem’. Antigone: https://antigonejournal.com/2021/12/song-of-seikilos/. Bekeken 3-3-2025.
Hagel, S. (2009). Ancient Greek Music: A New Technical History. Cambridge.
Johnson, W.A. (2000). ‘Musical Evenings in the Early Empire: New Evidence from a Greek Papyrus with Musical Notation’. The Journal of Hellenic Studies 120. pp. 57-85.
Mountford, J.F. (1920). ‘Greek Music and its Relation to Modern Times’. The Journal of Hellenic Studies 40. pp. 13-42.
Pöhlmann, E. (2020). ‘The Regain of Ancient Greek Music and the Contribution of Papyrology’. In E. Pöhlmann (ed.) Ancient Music in Antiquity and Beyond: Collected Essays (2009-2019). Berlijn. pp. 227-250.
Weiss, N.A. (2017). ‘From Choreia to Monody in Iphigenia in Aulis’. In The Music of Tragedy. Performance and Imagination in Euripidean Theater. Berkeley. pp. 191-232.
West, M.L. (1992). Ancient Greek Music. Oxford.
Winnington-Ingram, R.P. (1978). ‘Two Studies in Greek Musical Notation’. Philologus 122. pp. 237-248.