Empirical Legal Studies
Merkenrechtzaken
Artikel 10 lid 2 aanhef en onder b van de Merkenrichtlijn verleent aan de merkhouder het recht om op te treden tegen inbreuken op zijn merk tegen een merk dat ‘gelijk is aan of overeenstemt met het merk en gebruikt wordt met betrekking tot gelijke of overeenstemmende waren of diensten als die waarvoor het merk is ingeschreven, indien daardoor bij het publiek gevaar voor verwarring bestaat.’ Het aantonen van verwarringsgevaar gebeurt in de praktijk onder andere aan de hand van marktonderzoek.
Het gebruik van marktonderzoeken in de rechtszaal is echter ook controversieel, omdat eenduidige handreikingen over de kwaliteit en betrouwbaarheid van marktonderzoeken ontbreken en juristen moeite hebben met het beoordelen van de methodologische validiteit en de resultaten van marktonderzoek.
Dit onderzoek poogt ten eerste een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van het deels normatieve en deels empirische criterium van verwarringsgevaar in het merkenrecht door te bezien wat empirische bevindingen over aannames van de Europese rechter betekenen voor de invulling van dit criterium.
Daarnaast poogt dit onderzoek ook nader inzicht te geven in het gebruik van marktonderzoeken in de rechtszaal en bij te dragen aan het ontwikkelen van beter inzicht voor juristen en mogelijk zelf nadere kwaliteitsstandaarden voor marktonderzoeken, door samen met sociale wetenschappers in kaart te brengen waar goed marktonderzoek aan moet voldoen.