‘Uiteindelijk is rector gewoon Latijn voor regelaar’
Op de dag van de dies begint rector magnificus Carel Stolker aan zijn tweede termijn. Hoe blikt hij terug op de eerste vier jaar en welke plannen heeft hij? Dat vragen burgemeester Lenferink, bestuurskundestudent Mikal Tseggai, hoogleraar Eveline Crone en diverse andere collega’s aan hem.
Mikal Tseggai, student bestuurskunde en oud-voorzitter van het Leids Universitair Studentenplatform:
Waar bent u het meest trots op als u terugkijkt op uw eerste vier jaar?
‘Een paar dingen. Dat we het KITLV (het Koninklijk Instituut voor Taal, Land en Volkenkunde) niet aan Amsterdam zijn kwijt geraakt – dat was echt een ramp geweest voor Leiden gezien zijn belangrijke collecties en expertise op het gebied van Azië. Daarnaast zijn er andere bijzondere instituten zoals het Afrika Studie Centrum en het NIMAR in Rabat, die nu beide deel uitmaken van de universiteit. Verder natuurlijk het enthousiasme rond onze Campus Den Haag. Alle faculteiten doen daar mee en dat hadden we in 2013 nog niet kunnen denken. We gaan deze week in Den Haag een geweldig gebouw, Wijnhaven, openen. En in Leiden is de gloednieuwe bètacampus al deels in bedrijf. Het gaat natuurlijk niet om de gebouwen als zodanig, maar dat je de medewerkers en studenten het beste geeft. Al die voorbeelden zijn natuurlijk het resultaat van teamwerk, binnen de hele universiteit en binnen ons college.’
Wat kan beter?
‘Het onderwijs. We zouden zo graag de externe studentwaarderingen beter willen krijgen. Die zijn nu lager dan je zou mogen verwachten. Op dat punt kunnen we echt beter dan we nu doen en daar werken we hard aan.’
Hoe ziet de universiteit er over vijftig jaar uit?
‘Clark Kerr, de president van Berkeley, heeft eens opgemerkt dat onder de ruim 80 instituties die er in 1500 in de westerse wereld waren en die er nu nog zijn, er iets meer dan 70 universiteit zijn. Dat vind ik zo’n inspirerende gedachte. De andere zijn bijvoorbeeld de katholieke kerk en de Nederlandse waterschappen. Waarom zijn universiteiten zo duurzaam? Door drie dingen zegt Kerr. Ze blijven trouw aan hun opdracht – onderwijs, onderzoek en “service to society”. Ook zijn ze fysiek geworteld: ze huizen bijna allemaal nog in de gebouwen waar ze ooit begonnen, denk aan Oxford, Heidelberg en aan ons natuurlijk. De universiteit zal daarom vermoedelijk niet erg veranderd zijn bij de 500ste dies natalis. Natuurlijk schrijden digitalisering, internationalisering en globalisering voort, maar ook dan zal er college gegeven worden, onderzoek gedaan, gedebatteerd worden en bier gedronken worden in Barrera.’
Burgemeester Henri Lenferink:
U bent als rector magnificus heel zichtbaar geweest en hebt veel geïnvesteerd in een goede relatie met de stad. Hoe hebt u zelf die zichtbaarheid ervaren?
‘Leiden is de stad waar ik 62 jaar geleden ben geboren. Ik ben nooit uitgeschreven geweest en dat wil ik zo houden. Zichtbaarheid is voor een rector belangrijk. En al moet je die functie vooral niet overdrijven – uiteindelijk is rector gewoon Latijn voor ‘regelaar’ – ik besef heel goed dat ik als rector de eenheid in de universiteit met al die verschillende disciplines representeer. Daarom hecht ik aan tradities en rituelen, die helpen om die eenheid in verscheidenheid te blijven zien. Ook in de stad zelf, op 3 oktober, met de rol die de rector daar heeft.’
Leiden en de universiteit werken op heel veel terreinen samen. Welke kansen en bedreigingen ziet u in de komende jaren?
‘Ik kan me op dit moment geen betere en effectievere samenwerking voorstellen: universiteit en stad kunnen niet zonder elkaar. De komende maanden gaan we samen met het gemeentebestuur opnieuw alle mogelijkheden bespreken. De stad als ‘levend lab’ is een concept dat verdere uitwerking verdient. Bijvoorbeeld meer onderzoek doen onder en met bewoners, want we willen graag iets teruggeven aan de stad. Daarom ben ik ook zo blij met onze studenten van de stichting Edisen. Zij geven laagdrempelige colleges aan ouderen in woonzorgcentra, zo’n mooi initiatief.’
En bedreigingen?
‘Een enkele keer botsen we met andere, begrijpelijke, belangen in de stad en is er bijvoorbeeld discussie rond onze plannen voor een Humanities campus. Die campus is voor ons cruciaal. En dan moet je echt aan de komende eeuwen denken. In dat domein hebben we de kans wereldtop te worden, met alle gunstige effecten die dat heeft voor een stad met zoveel culturele instellingen.’
Sasha Sabbah-Goldstein, promovendus bij Religious Studies en namens PhDoc lid van de Universiteitsraad:
Hoe kunnen we de medezeggenschap verbeteren van niet-Nederlands sprekende werknemers?
‘De internationalisering gaat hard. In veel van onze instituten en afdelingen is Engels al de voertaal, maar in onze formele medezeggenschap is dat nog niet zo. Het merendeel van het personeel en de studenten is ten slotte Nederlands en onze politieke, zeg maar Haagse, omgeving is ook Nederlandstalig. We hebben daarom afgesproken dat UR-leden in ieder geval passief het Nederlands moeten beheersen om de stukken te kunnen lezen, maar het is natuurlijk prima als ze in het Engels discussiëren. De universiteit biedt overigens taalcursussen Nederlands aan voor internationale medewerkers en voor studenten. Hoe het er over twintig jaar uitziet weet ik niet. Het kan toch nog harder gaan met het Engels dan we nu misschien denken.’
Eveline Crone, hoogleraar Neurocognitieve Ontwikkelingspsychologie en een van de oprichters van Athena’s Angels, die opkomen voor de belangen van vrouwen in de wetenschap:
De universiteit omarmde het project Ruimte voor vrouwen in de Senaatszaal, een maand lang hingen er alleen portretten van vrouwelijke hoogleraren. Hoe divers is de Universiteit Leiden in de toekomst en wat is daarvoor nodig?
‘Nou Eveline, in elk geval hangen de vier Engelen nu in onze college-kamer. Op één achttiende-eeuwse theoloog na hebben alle mannen aan de muur daar het veld geruimd. Op dit moment is bijna 24 procent van de hoogleraren vrouw en Leiden loopt daarmee voorop. De doorstroom van nog meer vrouwen heeft tijd nodig, je kunt moeilijk de mannelijke hoogleraren ontslaan. Maar de faculteiten werken hard aan de voorwaarden zodat meer vrouwelijke onderzoekers de top halen. Ze monitoren de voortgang op het punt van diversiteit, ze scouten vrouwelijk talent, hebben een diversiteitsdeskundige in benoemingscommissies en bieden coaching aan als vrouwelijke wetenschappers dat willen.’
Hoe wordt diversiteit nog meer gestimuleerd?
‘Sinds dit jaar is Jojanneke van der Toorn bijzonder hoogleraar Workplace Pride. Dat was een heel mooi initiatief van Simone Buitendijk. Jojanneke doet onderzoek naar de positie van homoseksuele en biseksuele werknemers en transgenders op de werkvloer en bekijkt hoe hun positie kan verbeteren. Die kennis wordt ook gebruikt om van de universiteit een aangename omgeving te maken voor iedereen. En dan is er natuurlijk de culturele diversiteit, zowel onder onze medewerkers als onder studenten. Vooral die laatste groep verdient nog meer aandacht. Ons Diversity Office organiseert en stimuleert van alles – van cursussen voor docenten tot multiculturele projecten voor studenten. Alles is er op gericht dat iedereen zich hier thuis kan voelen en dat we voordeel halen uit die diversiteit.’
Hans van de Wetering, medewerker Algemene Dienst in het Academiegebouw:
Welk moment in het Academiegebouw is u het dierbaarst en welke zou u willen vergeten?
‘Erg dierbaar zijn mijn eigen afstuderen in 1979, mijn promotie of m’n oratie in 1997. Nu ben ik er vaak getuige van dat anderen afstuderen, promoveren en oreren en iedere keer voel ik weer even die opluchting en trots. Maar wellicht gaat het dierbaarste moment toch om Willem van Beelen, onze vorige pedel. Hij stond me altijd halverwege de trap zo vriendelijk met de keten op te wachten. En dan zei-ie: “Meneer de Rector”, en dan antwoordde ik “Meneer de Pedel”, we knikten even naar elkaar en dan stormde ik door naar de togakamer. Een mooie man en heel verdrietig dat hij zo kort na zijn pensioen overleed.'
‘Wat ik wil vergeten is veel moeilijker. Het Academiegebouw is voor bijna iedereen de plek van het succes. OK, als ik dan toch moet kiezen, het moment dat we hoorden dat de boktor in het houten dak zat en we in 2006 er voor drie jaar uit moesten. Beadle en Beetle dus.’
Thomas Fossen, universitair docent politieke filosofie en actief voor de Nieuwe Universiteit Leiden, een groep die pleit voor hervormingen binnen de universiteit:
De Britse hoogleraar Stefan Collini pleitte bij de opening van het vorige academisch jaar voor het idee van de universiteit als een grotendeels zichzelf besturende gemeenschap, gericht op een publiek goed. Onderschrijft u dat beeld van de universiteit en welke structuur past daarbij?
‘Collini vroegen we te praten over die mooie vraag: van wie is de universiteit? Zelf denk ik dat de universiteit van niemand is. Veel productiever lijkt me de vraag vóór wie ze er is. Ik geloof inderdaad sterk in een zichzelf besturende gemeenschap, maar dan niet volgens het anarchistische model van zelfbestuur, dat nu bij de UvA een van voorstellen is. Je hebt degelijke bestuurders met een visie nodig die je vooral uit de academie haalt: wetenschappelijk directeuren, hoofden van afdelingen, (vice)decanen, ondersteund door deskundige bestuurders en experts op het gebied van financiën, vastgoed, ICT, HRM, communicatie, juridische zaken. Gezamenlijk zorgen zij dat het complexe schip “universiteit” koers houdt.
‘En wat dan precies die koers moet zijn, dat haal je op uit de gemeenschap van studenten, wetenschappers en medewerkers. Voor de dagelijkse gang van zaken hebben we in Leiden ook medezeggenschap en inspraak op alle niveaus: in faculteitsbesturen, faculteitsraden, universiteitsraad, commissies, en uiteraard in het overleg met de vakbonden, het zogeheten Lokaal Overleg. Het is een fijnmazig ecosysteem, kun je wel zeggen.’
Nadeshda Jayakody, alumna uit Australië. Ze studeerde in 2016 af in European and International Human Rights Law:
Wat doet u om de banden met alumni warm te houden?
‘We hebben de prachtige traditie van de Cleveringa-lezingen, over de hele wereld. Daar nodigen we nu ook onze internationale afgestudeerden voor uit. Geweldig om te zien hoe dat werkt. Er ontstaan op die manier heel nieuwe gemeenschappen van alumni, in bijvoorbeeld New York, Vancouver en in Taipee. Onze alumni zitten letterlijk in alle hoeken van de wereld. En ik zoek hen tijdens mijn internationale reizen ook altijd op, zoals een tijdje terug in Brazilië. Het LUF en het Alumnibureau wonen sinds vorig jaar samen in het Alumnihuis, naast het Bestuursbureau. Zo kunnen we nog beter samenwerken om de band met alumni warm te houden.
‘Het is ook mooi om te zien dat zoveel alumni studenten en pas afgestudeerden willen helpen. Al meer dan duizend alumni bieden zich als mentor aan in ons nieuwe online mentornetwerk. De band aanhalen met alumni gebeurt dus ook niet top–down, integendeel. Het zijn de mensen die samen de universiteit maken. Een gemeenschap, eerder nog dan een organisatie.’