Huizen uit de Steentijd nabouwen
Leidse archeologen bouwen huizen uit de Steentijd na, uitsluitend met middelen die in die periode ook werden gebruikt. Deze werkwijze biedt verrassende inzichten in het vernuft van onze verre voorouders, en daagt bestaande archeologische opvattingen uit.
Onze voorouders uit de Steentijd bouwden hun huizen met stenen bijlen en dissels. Dat klinkt wellicht als een tijdrovend en primitief proces, maar niets is minder waar. 'De mensen die tienduizend jaar geleden leefden, waren dezelfde mensen als wij. Ze konden net zo veel, en waren net zo slim', vertelt archeologe Annemieke Verbaas. 'Alleen: ze leefden in een andere tijd en moesten gebruik maken van andere middelen.' Dit fundamentele inzicht doen Leidse wetenschappers Annelou van Gijn, Annemieke Verbaas en Diederik Pomstra en hun studenten telkens weer op als ze een huis uit de Steentijd nabouwen met alleen middelen uit die tijd. Van Gijn en Verbaas zijn archeologen, Pomstra is een werktuigexpert die al jaren gereedschappen uit het stenen tijdperk nabouwt.
Samen met professionele bouwmeesters en studenten bouwden ze tot nu toe twee prehistorische huizen. Het eerste huis werd in 2012 gebouwd in Horsterwold, vlakbij Zeewolde. Het andere huis staat op het Archeologisch Educatief Erf in de Broekpolder in Vlaardingen.
Eiken omhakken met een stenen bijl
Het nabouwen van een huis op 'authentieke wijze' heeft een aantal voordelen. Verbaas: 'Op die manier kom je erachter dat het bouwproces van huizen anders verliep dan we dachten, onder meer omdat je wordt geconfronteerd met de eigenschappen van gereedschappen. Bijvoorbeeld: je zou denken dat het omhakken van bomen met een stenen bijl heel lang duurt. Maar in de praktijk blijkt dat het vellen van een flinke eik slechts twintig minuten in beslag neemt.' Ook biedt deze werkwijze een richtlijn om aangetroffen sporen van huizen opnieuw te interpreteren.
Een ander doel van het project is om gebruikssporen, die de nagebouwde werktuigen oplopen, te documenteren en te analyseren. Die sporen kunnen vervolgens weer worden vergeleken met sporen die zijn aangetroffen op 'echte', teruggevonden gereedschappen. Verbaas: 'We zien dat sneden van een nagemaakte stenen bijl door gebruik steeds schever worden. En we zien diezelfde sporen terug op echte prehistorische bijlen. Dat is een eye opener. Archeologen dachten namelijk dat die scheve sneden op bijlen mogelijk willekeurig waren, of gevolg van de afmetingen van de steen waarvan deze bijlen werden gemaakt. Door dit soort onderzoek komen we erachter dat dit niet zo is; de scheve sneden worden gevormd door intensief gebruik en bijslijpen.'
Vormende ervaring voor studenten
De onderzoekers betrekken waar mogelijk studenten bij de bouwprojecten. Verbaas: 'De projecten zijn voor hen heel waardevol. Allereerst op inhoudelijk vlak. Ik denk dat je het aantal archeologen dat daadwerkelijk met een stenen bijl heeft gehakt in Nederland op één hand kunt tellen. Je leert een heleboel door te doen. De studenten kunnen hierdoor in de toekomst zich veel meer voorstellen over werken met gereedschappen en daar uitspraken over doen.' 'Bovendien' vult Pomstra aan, 'zie je dat het heel vormende ervaringen zijn. Studenten gaan eerst onwennig om met een stenen bijl. Maar nadat ze een boom met een bijl hebben omgehakt, gaan ze hechten aan het werktuig. Dat wordt van 'hen'. Ze merken hoe effectief het voorwerp is, dat het echt een gereedschap is. Je ziet die verandering van denkbeelden voor je ogen ontstaan. Daarnaast leren ze veel over samenwerken, en doorzetten.'