Leren van het verleden
Leidse archeologen onderzoeken hoe de mens in het verleden zijn omgeving beïnvloedde. Samen met milieu-, bèta- en geesteswetenschappers trekken ze daaruit conclusies over het heden – én laten ze zien wat we daar voor de toekomst uit kunnen leren.
Al 20.000 tot 30.000 jaar geleden, tegen het eind van de laatste ijstijd, drukte de Europese mens zijn stempel op het landschap. ‘Jagers beïnvloedden het landschap op een grote schaal met hun vuurgebruik, wat waarschijnlijk toen al grote consequenties had voor vegetatie, fauna en klimaat’, vertelt Jan Kolen, hoogleraar Landschapsarcheologie en Cultureel Erfgoed en wetenschappelijk directeur van het Leiden-Delft-Erasmus Centre for Global Heritage and Development. ‘We denken dat ze zelfs opzettelijk bos afbrandden om een afwisselender landschap te creëren, met meer jachtwild, kruiden en vruchtdragende planten.’
Dat was wellicht al een eerste aanzet tot een merkbare menselijke invloed op het milieu en ecosystemen, aldus Kolen. Die invloed begon in elk geval met de opkomst van de landbouw, die tussen 10.000 en 5.000 jaar geleden de grootschalige ontbossing van Europa in gang zette.
Nieuwe technieken
Leidse wetenschappers werken op dit terrein samen met onderzoekers van andere universiteiten uit bijvoorbeeld Delft, Rotterdam en Lausanne. De onderzoekers gebruiken archeologische bevindingen – zoals het zorgvuldig blootleggen van bewoningssporen en voorwerpen – aangevuld met moderne technieken. Ze isoleren bijvoorbeeld microdeeltjes houtskool uit grond, waarna ze het hout dateren en waar mogelijk op naam brengen. Ze onttrekken DNA aan oude dierenschedels om domesticatie te onderzoeken. En uit satellietbeelden herleiden ze historisch landgebruik.
Het doel is onderliggende patronen te herkennen en te duiden. ‘Het gaat verder dan alleen historische interesse’, benadrukt Kolen. ‘We gebruiken die kennis om het heden te begrijpen en oplossingen te bedenken voor de toekomst.’ Daarvoor zoekt Kolen ook samenwerking met collega’s uit heel andere disciplines, bijvoorbeeld geesteswetenschappen en governance. ‘Hoe de mens zijn rol in het landschap ziet, en hoe je daarover kunt communiceren met het publiek en met beleidsmakers, zijn typisch vragen die wij vanuit verschillende invalshoeken kunnen beantwoorden’, zegt hij.
Sluipend effect
Ingrepen in het landschap, zo constateren Kolen en collega’s, treden vaak sluipenderwijs op – totdat het systeem plotseling kantelt. De gevolgen had niemand destijds kunnen inschatten. ‘Door verbanden te leggen tussen heden en verleden maak je dat soort effecten inzichtelijker’, zegt Kolen. Dan kun je leren die effecten wél in te schatten – en dus te voorkomen.
Als voorbeeld noemt hij geleidelijke erosie in heuvelachtige lösslandschappen, zoals in Zuid-Limburg. Die begon al in de Romeinse tijd, met ontbossing. Vervolgens werden de lössplateaus vanaf de 13de eeuw grootschalig ontgonnen voor landbouw. ‘Na de Tweede Wereldoorlog ging het echt snel’, vertelt Kolen. ‘De kleinschalige graften met verschillende graansoorten maakten plaats voor grote akkers die niet meer langs de hoogtelijnen werden beplant, maar heuvelafwaarts met rijgewassen zoals mais.’ Dit veroorzaakte een kantelpunt; de rek is eruit. Bij elke regenbui stroomt er nu grond naar beneden. Bij hevige regenval ontstaan er modderstromen. Al met al zijn de vruchtbaarheid en de biodiversiteit in dit landschapstype sterk afgenomen. Kolen: ‘En het effect is onomkeerbaar.'
In ere herstellen
Maar wat kunnen we dan nu met die kennis? ‘Voorkomen dat het wéér gebeurt’, zegt hij. ‘Niet meteen toegeven aan risicovolle, grootschalige ingrepen in het landschap en ecosystemen, zonder onderzoek, goed nadenken en vooruitkijken.’ Wat je wel moet doen, aldus Kolen: ploegen en zaaien evenwijdig aan de hoogtelijnen, en historische graften en reliëf herstellen. En zorgen dat de biodiversiteit in stand blijft, ook bij veranderingen en aanpassingen. ‘Een hogere biodiversiteit, bij kleinschalig menselijk landgebruik en historisch gefundeerde ‘rewilding’ en natuurontwikkeling, maakt een landschap veerkrachtiger.
Kolen pleit ervoor om elementen uit de historische landbouw in sommige gevallen weer in ere te herstellen. Elementen zoals terrassen, uiterwaarden, vergeten irrigatiesystemen en bovenstroomse ‘vloeiweiden’: fijnmazige systemen gemaakt om water zo lang mogelijk vast te houden. ‘Op satellietbeelden hebben we daar sporen van gevonden’, vertelt Kolen. ‘In de archieven troffen we informatie over hun precieze werking. Die systemen kun je weer revitaliseren om de opvangcapaciteit van riviersystemen bovenstrooms te vergroten. Zo worden archeologie, historische geografie en historische ecologie opeens heel relevant.’
Leiden-Delft-Erasmus Centre for Global Heritage and Development
Nieuwsbericht: IJstijdjagers verwoestten bossen in heel Europa