Thuiswerken tijdens corona: Marlisa den Hartog en Theo Dekker
Na maanden van thuiswerken, hoe vergaat het de medewerkers van het Instituut voor Geschiedenis? Marlisa den Hartog en Theo Dekker delen hun verhaal.
Marlisa den Hartog
Eind maart zou ik eigenlijk naar Philadelphia vliegen voor een conferentie van de Renaissance Society of America. Ik had twee panels georganiseerd en keek ernaar uit om mijn onderzoek met een aantal grote namen uit het vakgebied te bespreken. Daarnaast had ik veel zin in de aansluitende roadtrip door New England die ik had uitgestippeld. Terwijl ik mijn paper schreef en berekende hoeveel bezienswaardigheden we in vier dagen New York konden proppen, hield ik echter al een tijdje met een schuin oog het coronanieuws en mijn mailbox in de gaten. Op 6 maart kwam de eerste afzegging van een panellid uit Italië binnen, op 12 maart volgde Trumps inreisverbod voor Europeanen, en op 16 maart werd de conferentie officieel afgelast.
In plaats van een reis naar Amerika volgde een lange periode van thuiszitten. Nu deel ik samen met huisgenoot W. een heerlijk appartement in Leiden, met balkon en aparte studeerkamer, dus dat is goed te doen. Met mijn Huizinga bureaustoel zit ik aan de keukentafel (waar we eerlijk gezegd toch al nooit aan aten). Vanaf hier gooi ik af en toe een brokje in de richting van onze driejarige kater die de hele dag geamuseerd wenst te worden nu zijn personeel 24/7 thuis is. In tegenstelling tot veel andere promovendi heb ik geen last gehad van bijvoorbeeld het sluiten van archieven in binnen- en buitenland. De meeste van mijn bronnen zijn digitaal of als broneditie beschikbaar, bovendien ben ik nu eigenlijk alleen maar aan het schrijven. Om de tijd verder door te komen heb ik – volledig volgens het boekje – gewandeld in de omgeving, ons huis vol gezet met planten en uiteraard veel taart en scones gebakken. Voor de zomer heb ik ook veel plezier gehaald uit de digitale vrijdagmiddagborrels met de sectie Middeleeuwse geschiedenis – ik denk dat we elkaar in die maanden zelfs vaker hebben gezien dan normaal. Een vakantie hebben we niet gepland, vooral omdat huisgenoot W. zijn tijd hard nodig had voor zowel de laatste loodjes van zijn proefschrift als het voorbereiden van colleges. Wel heb ik natuurlijk af en toe een paar snipperdagen genomen of (te) lange lunchpauzes gehouden.
Misschien dat ik binnenkort ga kijken of ik een dag per week op kantoor kan werken, maar eerlijk gezegd vind ik het eigenlijk ook wel prima zo. In tegenstelling tot sommige andere collega’s heb ik een rustige werkplek thuis, en hoef ik geen onderwijs te geven. Wel mis ik de energieke sfeer van onze universiteitscampus ontzettend. Puur het gevoel omringd te zijn door kantoren, lokalen en koffiekamers waar mensen bezig zijn met hetzelfde soort werk heb ik altijd als heel inspirerend ervaren. Ik hoop heel erg dat de studenten die dit jaar beginnen die sfeer ook nog eens mogen meemaken. In september is het precies tien jaar geleden dat ik zelf als eerstejaars de opening van het academisch jaar voor het eerst meemaakte, en het is niet overdreven om te zeggen dat er toen een wereld voor me openging. De universiteit was voor mij een magische plek, waar achter iedere deur andere verhalen werden verteld, en nieuwsgierigheid en kritisch denken echt werden gewaardeerd. Juist de fysieke contacten maakten de studie zo bijzonder: in de koffiepauze gingen de discussies gewoon door, net als na afloop in de kroeg, en in de trein onderweg naar huis.
Ik wens alle collega’s heel veel succes in het nieuwe semester, en ik hoop dat ik jullie snel ook weer eens in het echt kan ontmoeten!
Theo Dekker
Het is 1 juni, de coronamaatregelen worden versoepeld. De dag brengt voor mij zowel verlichting als nieuwe problemen met zich mee. Ik krijg een stukje vrijheid terug, maar het omgaan met die vrijheid valt mij zwaar. Zwaarder dan ik had verwacht. Voor mij komt deze tegenvaller enigszins onverwachts.
Vanaf half maart werk ik heerlijk thuis in ons gezamenlijke appartement in Amsterdam. Het is nog geen vijf maanden daarvoor opgeleverd, dus de inrichting en allerhande klusjes waren nét afgerond voor de ‘lock-down’. In eerste instantie gedij ik prima in de rust en stilte door de afgekondigde maatregelen. Mijn uitzicht van een stenenmuur in het Paterstraatje ruil ik in voor een prachtig groen landschap met in de verte de polder waar ik ben opgegroeid.
Het wegvallen van bijna drie uur reistijd op een dag is eveneens een aangename verassing. Opeens is er tijd om gezamenlijk te ontbijten en koffie te drinken met mijn partner. Om de werkdag toch enigszins af te sluiten lopen wij de eerste twee maanden bijna elke avond tussen de 8 en 12 kilometer. Het is een prettige manier om onze nieuwe omgeving te leren kennen en Amsterdam te bewonderen in alle rust en schoonheid.
Al snel ontwikkelen we een fijne routine voor het doordeweekse leven, maar het idee dat we het hele weekend in Amsterdam moeten blijven benauwd ons. We rijden elk weekend naar het huis van mijn moeder om uit ons isolement te komen. Het is fijn om ‘thuis' te zijn in West-Friesland, waarna we weer terug in de auto stappen om geïsoleerd ons werk te doen.
1 juni breekt aan. Nederland gaat van het slot en er ontwikkelt zich een steeds grotere vermoeidheid. De universiteit blijft dicht, maar gelukkig heropent de Koninklijke Industrieele Groote Club (IGC) haar deuren. Ik vind mijn nieuwe werkplek en elke maandag spreek ik met onze collega Alie Lassche af om samen te werken aan het kroniekenproject. Op dat moment realiseer ik mij eigenlijk hoe erg ik het mis om in een team te werken.
We zijn enkele weken verder en de deuren van de universiteit blijven dicht. Als team zoeken wij – uiteraard volgens de regels - naar creatieve manieren om elkaar alsnog te zien. Van besprekingen in Judith Pollmann’s tuin tot de bestuurskamer van de IGC, proberen wij het project gezamenlijk op gang te houden. Dat de Vrije Universiteit haar deuren in de eerste helft van juni opent voor medewerkers komt als een zegen. Als gastmedewerker fiets ik daardoor geregeld naar mijn werk, waar ik ook mijn co-promotor Erika Kuijpers weer kan zien.
Sindsdien lukt het mij steeds minder om thuis te werken, terwijl ik daar ruim twee maanden geen problemen mee had. Het hebben van een alternatief brengt blijkbaar een merkwaardige gedragsverandering met zich mee. Ik moet hier overigens wel bij opmerken dat het ook gewoon bloedheet is om in een ruimte zonder airco te werken.
We zijn nu vijf maanden verder. Ik heb twee weken vrij genomen waar ik veel nieuwe energie van kreeg. Ondanks alle nieuwe maatregelen is het denk ik belangrijk dat we ons vasthouden aan wat wel mogelijk is. Het afwisselen van werkplekken, wandelen, fietstochten maken en vooral veel koken hebben zich ontpopt tot vaste onderdelen in mijn nieuwe routine. Ondanks alle maatregelen kijk ik er erg naar uit om vanaf september te mogen doceren en weer meer collega’s te zien in Leiden.