Thuiswerken tijdens corona: Suze Zijlstra en Dirk Alkemade
Ook bij het Instituut Geschiedenis werken we al ruim 4 weken vanuit huis. Dat brengt de nodige uitdagingen met zich mee. Hoe brengen onze medewerkers het ervan af? Suze Zijlstra en Dirk Alkemade vertellen hun ervaring.
Suze Zijlstra
Vijf weken geleden was ik optimistisch. Ik zou toch veel thuiswerken dit semester: met mijn kleine aanstelling had ik vorig semester volop onderwijs gedraaid, om dit semester zo leeg mogelijk te krijgen om mijn boek te schrijven. Nu hoefde ik niet eens de deur uit. Op het oog leek dit dé gelegenheid om meters te maken.
Drie weken later moest ik concluderen dat ik niet tot de groep behoor die gedurende een pandemie in eenzame afzondering sneller een meesterwerk schrijft. Alles leek minstens drie keer zo langzaam te gaan. Als coördinator van een vak had ik wat extra werk om verschillende groepen goed op elkaar af te stemmen. Uiteraard ben ik nog digitaal beschikbaar voor de studenten die ik begeleid. Maar dat zijn duidelijke taken, concrete taken. Dat boek? Niemand die mijn schrijfwerk direct nodig heeft, creativiteit laat zich moeilijk afdwingen.
Met twee mensen die in een fijn maar klein appartement in de woonkamer moeten werken, van wie één stilte nodig heeft en de ander veel gesprekken moet voeren, bleken creativiteit en productiviteit al helemaal lastig. Een hardnekkige hoest en keelpijn zorgden ervoor dat ik nauwelijks verder ben geweest dan mijn balkon. De archieven die ik nog wilde opzoeken zijn dicht. De familie bij wie ik langs zou gaan voor de Indische familiegeschiedenis die ik schrijf, kan ik niet opzoeken. Ik mis hen, ik mis het archief.
In de vierde week gingen de eerste dagen beter, ging het schrijven bijna alsof er niets aan de hand was. Durfde ik weer wat optimistisch te zijn. Sprak ik studenten in mijn master thesis seminar, wisselden we tips uit over hoe we konden proberen toch ons (schrijf)werk te doen. Vervolgens kwam er de dag erna weer geen fluit uit mijn handen. Zelfs de makkelijke klusjes zagen eruit als een berg die niet te beklimmen viel.
Ik tel mijn zegeningen. Ondanks het gedoe van samen werken in een kleine ruimte ben ik blij dat ik nu niet alleen ben. Werk afstemmen is relatief makkelijk met twee volwassenen (en een kat) in huis: collega’s met kinderen thuis worstelen om überhaupt aan werk toe te komen. Ik heb nog geen financiële problemen. De situatie begint enigszins te wennen. Toch zijn er genoeg dagen waarop ik me ellendig voel.
Ik slaap slecht, maak me zorgen. Om de overweldigende situatie, om kwetsbare mensen die qua gezondheid extra zwaar worden getroffen, maar vaak ook sociaal en economisch gezien het moeilijker hebben. Om de gezondheid van mijn familie en vrienden. Maar ook simpelweg om het feit dat mijn contract in Leiden in augustus afloopt en ik geen idee heb wat de huidige situatie voor mijn toekomst gaat betekenen. Het academische systeem dat dicteert dat tijdelijke werknemers zich ongeacht hun omstandigheden op de toppen van hun kunnen blijven bewijzen, ook—of zelfs—in deze tijd, lijkt nog absurder dan voorheen. Ik lees met steeds minder enthousiasme de academische vacatures waarvoor ik ook nu op mijn aller-excellentst zou moeten zijn.
Tegelijk is het een tijd dat ons persoonlijk leven meer dan ooit zichtbaar is voor onze collega’s en studenten. Misschien gaan we als academici daardoor wat beter zien dat we ook maar gewoon mensen zijn, die ruimte nodig hebben voor meer in het leven dan alleen de wetenschap. Ik hoop dat deze tijd ons aanmoedigt om elkaar en onszelf volgens menselijker maten te gaan meten wat betreft de verwachte wetenschappelijke output. Vanuit mijn ingebakken academische prestatiedenken heb ik er moeite mee om mijn eigen schrijfdoelen naar beneden bij te stellen, maar als er een tijd is om dat ongebreidelde prestatiedenken te doorbreken, dan is het nu wel.
Dirk Alkemade
Vier dagen in de week werk ik aan mijn proefschrift, maar op de vijfde dag verandert mijn bureau in het redactiesecretariaat van Tijdschrift voor Geschiedenis. Als redactiesecretaris ben ik een spin in het TvG-web: ik onderhoud contact met (potentiële) auteurs, redactieleden, peer-reviewers en de uitgever. Het leukste onderdeel van dit werk is dat je als redacteur meehelpt een artikel zijn optimale vorm te geven, het spannendst is dat wanneer het om state-of-the-art onderzoek gaat. We proberen daarnaast ook jonge historici te helpen met het publiceren van hun eerste volwaardig wetenschappelijke artikel. Daar zit soms iets meer werk in, maar dat levert wel mooie artikelen op.
Ik moet eigenlijk bekennen dat het thuiswerken prima vergaat. Het werk is grotendeels per e-mail te doen. Op de laatste dag dat het Instituut open was heb ik de hele administratie naar mijn Surfdrive gekopieerd, en de recensie-exemplaren en een stapel enveloppen meegenomen. Ik merk wel dat ik minder vanaf papier werk, wat bijvoorbeeld voor het corrigeren van proefdrukken eigenlijk wel het beste is. Ook vind ik het jammer dat ik nu geen direct contact kan hebben met mijn stagiair Kevin Hoogeveen, die verantwoordelijk is voor de recensies. Hij stuurt normaal gesproken de boeken rond, maar dat doe ik nu dus maar eventjes zelf. Ik ben trouwens net verhuisd naar een nieuwe woning, vandaar die boormachine op het bureau. Tussen het redigeren door hang ik nog wel eens een schilderijtje op.
Lees meer
Benieuwd hoe het er bij andere medewerkers van het Instiutuut Geschiedenis aan toegaat? Op de Facebookpagina van Ancient History delen anderen hun thuiswerk ervaring.