Thuiswerken tijdens corona: Marlou Schrover, Joost Augusteijn en Edurne de Wilde
Inmiddels werken we al ruim 9 weken vanuit huis. Hoe vergaat het de medewerkers van het Instituut Geschiedenis? Marlou Schrover, Joost Augusteijn en Edurne de Wilde vertellen hun ervaring.
Marlou Schrover
In de derde week van maart zet ik mijn treinabonnement stop en streep ik alle congressen en lezingen op korte termijn door in mijn agenda. Het grote ESSHC-congres in Leiden, waarin we zoveel hebben geïnvesteerd, is een week eerder met forse tegenzin afgezegd. Onze reis naar onze kleinzoon Max (1,5 jaar) in Frankrijk wordt door de luchtmaatschappij geannuleerd. Aan de vooravond van ons beoogde vertrek krijg ik nog wel een mailtje van de KLM ‘U kunt nu inchecken’. Onze middelste dochter – neuroloog in het Erasmus – trekt bij ons in. De andere kinderen zie ik via Skype. Mijn oom en schoonmoeder, die in hetzelfde verzorgingstehuis wonen, staken hun gezamenlijke wekelijkse bezoek aan ons en wij mogen niet meer naar hen.
Ik voeg msTeams, Zoom, Webex, GoToMeeting, Whereby, Hangouts en Blackboard Collaborate toe als beeldbelopties naast Skype. Ik neem mijn tweedejaars hoorcolleges op in Keys met voice over en zet ze als mv4-tjes in Kaltura. Meer voorbereiding en meer vergaderingen compenseren ruim voor minder reistijd. Elke bespreking en les gaat langzamer dan wanneer je rond een tafel zit of in een klaslokaal. Het steekt als een politicus of journalist opmerkt dat er op de universiteiten geen les wordt gegeven. We werken ons een slag in de rondte, zij het niet op de campus. Kleine blijken van waardering maken veel goed.
Ik heb geluk. Onze kinderen zijn volwassen, mijn man en ik hebben ieder een eigen werkkamer, we hebben een grote tuin en een goede internetverbinding. Met een loopband voor de tv in de slaapkamer en een roeimachine voor de tv in de huiskamer probeer ik te compenseren voor het lopend lesgeven, mijn zelfopgelegde beperkingen ten aanzien van fietsen en de sluiting van de fitness.
In de eerste weken sta ik, zoals gewoonlijk, om 6 uur op en begin om 7 uur met werken. Het leuke is dat ik nu, zoals op vakantie, eet met man en soms dochter. Om 5 uur stop ik en ga ik twee uur opruimen (net als alle anderen, zo blijkt). Ik doe klusjes waar ik normaal geen tijd voor heb. De tuin ziet er mooier uit dan ooit. Na een paar weken is het klaar en begin ik nog wel om 7 uur, maar stop pas om 7 uur.
Door beeldbellen houd ik contact met studenten en collega’s, met sommigen veel en met anderen veel minder. We organiseren een vrijdagmiddagborrel online. Ik koop speciaal een paar flesjes bier met vrolijke wikkels om het gebeuren luister bij te zetten, al blijft het raar met een pilsje achter je computer en de collega’s achter een scherm.
Ik vind de inkijkjes in de kamers van studenten en collega’s leuk: ik zie een pijpenrek achter het hoofd van een student, zoals ik dat van mijn opa erfde. Ik zie een oude kaart van Utrecht zoals ik die heb achter het hoofd van een ander en een Ikea-afwasborstel achter het hoofd van een derde (dat is wat minder bijzonder). Bij collega’s vind ik het leuk om de kinderen te zien binnenlopen, of de kat. Soms blurren collega’s of studenten de achtergrond of vervangen die door wuivende palmbomen, wat het toch al weinig persoonlijke contact nog wat minder menselijk maakt. Bij werkgroepen zet een deel van de studenten camera en geluid uit en hoop ik dapper dat ze er nog zijn.
Ik mis het kletsen en klagen bij de kopieermachine, het met de collega’s lunchen om 12 uur en de snelle gesprekjes die toch een smeermiddel zijn voor soepel werken. Aan het einde van de dag Skype ik met kleinzoon Max, die zelf het beeldscherm van de computer dichtklapt als ik ‘dag’ zeg.
Joost Augusteijn
De dag dat er coronamaatregelen werden ingevoerd zat ik in het vliegtuig naar Marokko voor een bezoek aan het NIMAR en een korte vakantie met mijn vrouw. Al na een paar dagen sloeg de lock-down in Marokko toe en werden we via de ambassade verzocht zo snel mogelijk te vertrekken. Maar dat was niet zo gemakkelijk. Betaalbare vluchten naar Nederland waren niet te vinden (wel kon je voor een paar duizend euro via Dubai). Uiteindelijk vlogen we, in een overigens half leeg vliegtuig, met de tot nu toe laatste reguliere vlucht uit Marokko terug naar Schiphol. Spannend, maar de laatste vier dagen van ons verblijf verbleven we in een leeg hotel in een doods Rabat. Gelukkig hielp Léon, de directeur van het NIMAR, ons dagelijks aan voedsel en goed gezelschap.
Veel lust om na te denken over mijn onderwijs had ik toen niet. Na thuiskomst werd ik ook nog eens ziek, weliswaar met atypische symptomen, maar toch lag ik een paar dagen met koorts in bed en moest ik mijn onderwijs uitstellen. Daarna kwamen er wel wat problemen op mij af. Als een modern-mediaschuw persoon was ik, in ieder geval technisch gesproken, niet goed voorbereid op online werken. Mijn ruim tien jaar oude desktop had geen camera, en nadat Rob van IFZ een andere laptop persoonlijk had bezorgd, moest ik die nog goed laten functioneren. Zo blijkt de software bij remote werken je lokale hardware vaak niet te herkennen. Veel van de informatievoorziening houdt daarbij weinig rekening met bewust digibeten. Zo werd er nergens aangegeven dat je studenten moet uitnodigen voor een Kaltura classroom sessie. Gelukkig kwam dit in het heel nuttige filmpje van Larissa als een nagedachte ergens bij minuut 10 langs. Met wat zekere technische handigheid, stammende uit de tijd dat je je eigen desktop nog moest programmeren, kwam ik er uiteindelijk altijd wel uit, maar natuurlijk heb ik onze ondersteunende diensten er wel op gewezen dat er ook mensen zijn zonder smartphone die niet altijd over de veronderstelde digitale kennis bezitten.
Toen alles technisch liep was het nog de vraag hoe online onderwijs in de praktijk precies moest. Voor mijn hoorcollege vond ik het opnemen van korte stukjes college in PowerPoint best een positieve ervaring. Je mist de interactie met studenten in de collegezaal, maar je kunt jezelf corrigeren als het niet goed gaat. Het gaf ook aanleiding om nog eens goed naar de collegestructuur te kijken, wat nooit kwaad kan. Hier zou het gebruik van digitale hulpmiddelen wel eens toegevoegde waarde kunnen hebben. Dat is in mijn ervaring niet zo bij seminars. Buiten technische problemen met studenten wiens microfoon wekenlang niet werkte, is het gebrek aan fysieke aanwezigheid behoorlijk funest. Actieve participatie is laag en discussie moeilijk te entameren. Ik hoop dat we dat nooit meer hoeven te doen. Het enige lichtpuntje was dat het verplaatsen van Peerreview naar Blackboard wel een positief effect had op de kwaliteit.
Thuiswerken is voor mij op zich verder niet vervelend maar wel saai gebleken, al leer je je partner wel weer extra goed kennen. Ik heb geen werkstress ervaren toen alles eenmaal liep, en ervaar het als een soort halve werkvakantie. Ik heb nog nooit zoveel getuinierd en geklust! Het helpt natuurlijk dat mijn laatste kind net het huis uit was, al mag ik wel dagelijks ‘genieten’ van de familie met vier kleine kinderen naast ons, die door muren en over tuinschuttingen goed hoorbaar zijn. Ondanks dat ik merk dat veel studenten negatief worden beïnvloed in het concentreren op hun studie, heb ik nu tijd om weer eens aan dat boek te werken dat volgens de uitgever drie jaar geleden al af had moeten zijn. Ik mis dus vooral de interactie met collega’s, de korte praatjes die het onderwijs en besturen leuk maken, en af en toe een goede (instituuts)borrel natuurlijk.
Edurne de Wilde
Ik ben de tel inmiddels kwijtgeraakt, maar een snelle blik op de kalender leert me dat ik al negen weken thuiswerk. ‘Thuis’ is in mijn geval een zonnig appartement in het centrum van Leiden. Ik woon er samen met een sympathieke huisgenote, wiens gezelschap ik zeker in deze tijden enorm waardeer.
Hoewel we ons overdag elk in een andere ruimte terugtrekken – ik werk aan de tafel in mijn slaapkamer, zij aan de eettafel in de woonkamer – is het een aangename gedachte dat ik maar even hoef op te staan van mijn comfortabele vintage bureaustoel om een face to face gesprek aan te knopen. Net als op kantoor gebeurt dat vaak bij het koffieapparaat.
Tot zover het ‘thuis’ in thuiswerken. Hoe gaat het met het ‘werken’?
Na negen weken thuiswerken lijkt mijn brein geaccepteerd te hebben dat de eerdergenoemde tafel en bureaustoel in mijn slaapkamer nu ook buiten mijn vrije tijd een functie te vervullen hebben. Ik merk dat het daardoor steeds gemakkelijker wordt om ’s ochtends geconcentreerd aan de slag te gaan. Dat neemt niet weg dat productieve dagen en minder productieve dagen elkaar op een raadselachtige manier afwisselen. Dat was vóór de coronacrisis niet anders, alleen vind ik het nu lastiger om de frustraties die gepaard gaan met een mindere dag van me af te zetten. Het is immers niet zo dat ik eens de werkdag erop zit de deur achter me dicht kan trekken en naar huis kan fietsen. Die ogenschijnlijk banale routine, die de overgang van werk naar vrije tijd markeert, mis ik. Gelukkig heeft een lange wandeling in het park een gelijkaardig effect.
De laatste weken stonden voornamelijk in het teken van het uitwerken van een concreet onderzoeksplan voor mijn promotieonderzoek. Hoewel dit soort creatieve denkwerk bijzonder uitdagend is en veel mentale energie vergt, haal ik er tegelijkertijd veel voldoening uit. Terwijl ik mijn onderzoeksvraag preciseerde, mijn verzamelde primaire bronnen opnieuw doorlas, nadacht over de selectie van case studies en plannen maakte voor de komende jaren, raakte ik regelmatig in een flow. Nu het voorlopige onderzoeksplan er is, ben ik enthousiast om mijn ideeën in praktijk te brengen. Hopelijk hoeft dat niet al te veel langer in fysieke afwezigheid van collega’s.
Verder duim ik dat België, mijn andere ‘thuis’, binnenkort de grenzen opent, zodat ik met mijn familie in onze tuin van wat vakantie kan genieten.
Lees meer
Benieuwd hoe het er bij andere medewerkers van het Instituut Geschiedenis aan toegaat? Lees het verhaal van Andrew Gawthorpe hier (in engels) of bezoek de Facebookpagina van Ancient History. Het vorige artikel van Suze Zijlstra en Dirk Alkemade vind je hier.