Arrestatie, detentie en vrijlating van jihadisten
Mensen die worden opgepakt omdat ze verdacht worden van het voorbereiden van een aanslag, lopen tijdens of na gevangenschap het risico te radicaliseren. Wel of niet arresteren vraagt om een zorgvuldige afweging. Aan het einde van de gevangenisstraf is het belangrijk het re-integratieproces goed te begeleiden.
Sinds de aanslagen van 11 september zijn er wereldwijd, en ook in Nederland, wetten aangenomen die het makkelijker maken om personen op te pakken die verdacht worden van het voorbereiden van een aanslag. Hierdoor vinden er meer arrestaties plaats, maar wordt de kans dat verdachten radicaliseren groter. De daders van de Charlie Hebdo-aanslag en de schutter van Toulouse hadden allen een crimineel verleden en radicaliseerden in de gevangenis.
Hoe zorg je dat (verdachte) jihadisten niet in de gevangenis of na hun vrijlating verder radicaliseren? Met die vragen in het achterhoofd keken de Leidse terrorismedeskundigen Daan Weggemans en Beatrice de Graaf (Universiteit Utrecht, voorheen Universiteit Leiden) in een verkennend onderzoek naar het proces rondom arrestatie, detentie en vrijlating van jihadisten in Nederland. Sinds de opening van de zwaarbewaakte terrorisme-afdeling in de gevangenis in Vught in 2006 zaten daar ruim 80 personen vast; sommigen twee weken, anderen een paar jaar. Weggemans en De Graaf spraken voor hun onderzoek onder meer met gedetineerden, ex-gedetineerden, politie en hulpverleners over hun ervaringen.
Lastige afweging
Hoe kom je als gevangene op een terrorisme-afdeling terecht? Weggemans: “Je wordt dan verdacht van een aan terrorisme gerelateerd misdrijf. Dit kan zijn het voorbereiden van een aanslag, of het geven van financiële steun aan bepaalde organisaties. Probleem voor de overheid is dat er telkens een lastige afweging moet worden gemaakt of iemand een reëel gevaar vormt en inderdaad schuldig is. Hoe dan ook: veel verdachten worden uiteindelijk niet veroordeeld omdat ze onschuldig blijken te zijn of omdat er te weinig bewijs is.”
Sterker woedegevoel
Wel of niet oppakken is een belangrijke vraag omdat verdachten juist in de gevangenis kunnen radicaliseren of tot inkeer kunnen komen. “Sommige mensen ontwikkelen een sterker woedegevoel juist omdat ze zijn opgepakt, of vinden bevestiging van hun ideologische gedachten door contact met andere gedetineerden. Maar gesprekken met anderen kunnen er ook toe leiden dat ze extreme ideologie juist laten varen. Dit verschilt per geval en hierover zullen betrokken professionals en instanties steeds afwegingen moeten maken bij het ontwikkelen van beleid.”
Succesvolle re-integratie
Na het einde van de gevangenisstraf is een succesvolle re-integratie in de samenleving cruciaal voor lange termijn veiligheid. “Voor harde conclusies is het nog te vroeg”, zegt Weggemans. “Maar uit de gesprekken die wij hebben gevoerd komen drie belangrijke aanbevelingen naar voren. Ten eerste: ex-gedetineerden stimuleren om contact te hebben met (niet geradicaliseerde) familie en vrienden. Of om nieuwe contacten op te doen, bijvoorbeeld bij een sportvereniging. Dat kan onder meer door voor iemand een huis te vinden dat in de buurt is van die sociale contacten. Een tweede factor: Begeleiding bij praktische zaken zoals het vinden van een baan. En een derde aanbeveling is: zorg dat een ex-gedetineerde in gesprek komt met experts die kunnen bepalen hoe het met iemand gaat, of die iemand kunnen helpen.
Stigma
Weggemans en De Graaf zien dat het proces van re-integratie bemoeilijkt wordt door bepaalde maatregelen. “Het feit dat je bent opgepakt zorgt ten eerste al voor een stigma waar je heel moeilijk vanaf komt”, begint Weggemans. “En dat belemmert, bijvoorbeeld bij het vinden van een baan. Daarbij komt ook nog eens dat sommige verdachten na vrijlating op een internationale VN-lijst van terroristen terecht komen, of ze nou schuldig zijn bevonden of niet. Dat heeft hele nare gevolgen, waaronder het bevriezen van je tegoeden. Ook al heb je een baan en verdien je salaris, je kunt dan niet pinnen. Daarnaast is het ook zo dat sommigen aangeven niet te willen integreren. Dan kan je als maatschappij naast monitoren weinig.”
Naast re-integratie van jihadisten onderzoekt Weggemans ook het re-integratieproces van politiek gevoelige gevangenen, zoals plegers van ernstige geweld- of zedendelicten.