Leerlingen motiveren: het zoeken van de juiste balans
Kim Stroet onderzoekt hoe de interactie tussen docenten en leerlingen invloed heeft op de motivatie van leerlingen. ‘Kinderen moeten het gevoel hebben dat ze grip hebben op hun eigen leerproces.’
De sociale wetenschap stelt dat het niet alleen motiverend werkt als iemand iets leuk vindt om te doen, maar dat het op school vooral van belang is dat een individu het nut inziet van een bepaalde activiteit. Psychologe en sociologe Kim Stroet onderzoekt hoe de interactie tussen docenten en leerlingen - van basisschool tot universiteit - kan bijdragen aan die motivatie. ‘Uit onderzoek blijkt dat motivatie van leerlingen wordt beïnvloed door de relatie met de docent, hoe competent een leerling zich voelt en hoe autonoom leerlingen mogen zijn’, vertelt Stroet. ‘Maar dat geeft docenten nog niet veel concrete handvaten. Aan de hand van mijn analyses probeer ik te achterhalen hoe motivatie kan worden uitgelokt in de context van de schoolklas.’
De camera in de klas
Ze doet dit onder andere aan de hand van films die ze maakt op scholen. Eén camera filmt de hele klas, een tweede camera is gericht op de docent. Vervolgens analyseert ze de films aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve onderzoeksmethoden: onder meer aan de hand van observatieschema’s, of door video’s te bekijken en scherp te letten op reacties van leerlingen na interventies van docenten. Dikwijls kijkt ze met die docenten zelf ook de video’s terug.
Gezien worden
Eén van de dingen die uit het onderzoek duidelijk naar voren komt, is dat de visie van een school heel bepalend is voor de interactie. ‘In veel scholen voor voortgezet onderwijs geeft de docent klassikaal les én controleert ieder lesuur even of iedereen goed op weg is. Dan blijft er voor een docent heel weinig tijd over voor bijvoorbeeld differentiatie-uitleg bieden op maat- in 1 op 1-interactie met kinderen. Terwijl deze interactie juist heel belangrijk kan zijn voor de motivatie van leerlingen. Een kind moet zich gezien voelen om gemotiveerd te zijn, anders is de kans groot dat hij of zij gaat vastlopen in een leerproces.’
Klagen over poëzie-opdracht
Een aantal vormen van interactie lijkt vaak succes te hebben. Zoals: ruimte geven aan negatieve gevoelens. ‘Ik filmde bijvoorbeeld een situatie waarbij leerlingen een opdracht met poëzie moesten uitvoeren. Niet alle leerlingen hadden er zin in. Wat de docent toen deed, was aan de leerlingen vragen wat ze van de opdracht vonden. Ze gaf de leerlingen die dat wilden de ruimte om te klagen. Toen ze dat hadden kunnen doen, gingen de leerlingen alsnog aan het werk. Dit sluit aan op de conclusies van ander typen onderzoek, waaruit blijkt dat leerlingen die ruimte krijgen om te klagen, het gevoel hebben dat ze grip hebben op hun leerproces. En dat motiveert.’
Eigenaarschap
Wat niet blijkt te werken, is als docenten aan leerlingen die geen zin hebben alleen gaan uitleggen wat het belang van een opdracht of een vak is zónder de ruimte geven tot beklag. Stroet: ‘Wat hiermee samenhangt, is dat vaak wordt gedacht dat als kinderen niet gemotiveerd zijn om schoolwerk te doen, ze het werk niet belangrijk vinden. Dat is een misconceptie. Kinderen kunnen juist sneller geneigd zijn om te stoppen met werk zodra iets niet lukt, als er door een externe factor - ouders of docenten - grote druk wordt uitgeoefend om het werk te doen. Eigenaarschap, het zelf willen en kunnen leren, is een belangrijk onderdeel van motivatie.’
Daar tegenover staat dat een leerling helemaal loslaten ook niet goed werkt. ‘Het is een balans zoeken tussen voldoende sturing geven, maar niet té veel’, zegt Stroet. ‘Dat is lastig, en elke docent of ouder moet zelf uitzoeken wat daarin het beste werkt. Ik hoop met mijn onderzoek de uitersten van weinig of veel sturing, en het effect, duidelijker te maken.’