Gedeelde aansprakelijkheid voor een vervuilde atmosfeer
In onze mondiale economie gaan goederen en diensten vaak van land tot land. Wie is dan aansprakelijk voor de uitstoot van broeikasgassen die met de productie gepaard gaat, de producent of de consument? Samen met collega’s uit Berlijn haalde Hauke Ward van het Centrum voor Milieuwetenschappen (CML) de economie erbij om deze vraag te beantwoorden. Hun studie is gepubliceerd in Global Environmental Change.
Veel economische activiteiten gaan gepaard met gebruik van fossiele brandstoffen en dragen bij aan de opwarming van de aarde door de uitstoot van broeikasgassen. De extremere weersverschijnselen die daardoor ontstaan brengen maatschappelijke kosten met zich mee. Om gevaarlijke situaties te voorkomen, moet de uitstoot van broeikasgassen – met name koolstofdioxide – omlaag. Een prijs op koolstof wordt vaak gezien als mogelijkheid om zo’n vermindering te realiseren.
Als goederen in het ene land worden geproduceerd en in een ander land worden geconsumeerd, rijst de vraag welk van de handelspartners aansprakelijk is voor de uitstoot. Hauke Ward bedacht samen met collega’s van het Mercator Research Institute on Global Commons and Climate Change (MCC) in Berlijn een oplossing.
Wat-als-scenario
‘Het voorstel is meestal om alle aansprakelijkheid toe te wijzen aan ofwel het producerende land, waar de uitstoot plaatsvindt, ofwel het consumerende land, dat het product benut’, zegt Ward. ‘Maar in werkelijkheid hebben beide partijen er voordeel aan dat de atmosfeer wordt vervuild zonder dat de maatschappelijke kosten gecompenseerd worden. Een fifty-fifty-verdeling lijkt misschien beter. Maar die zou willekeurig zijn, omdat er geen berekening achter zit. Ons uitgangspunt is dat de aansprakelijkheid moet worden verdeeld in verhouding tot de voordelen die producent en consument van de huidige situatie hebben.’
De vraag is dus hoe groot die voordelen zijn. ‘Om dat te berekenen, passen we een economische theorie toe. We stellen een wat-als-scenario op, waarin we een hypothetische koolstofprijs instellen. Dan zou het producerende land de productie en export van koolstofintensieve goederen moeten terugschroeven, zodat het minder zou verdienen, terwijl het consumerende land meer zou moeten betalen om ze te importeren. Zowel productie en uitstoot als verbruik zouden afnemen.’
Gedeelde verantwoordelijkheid
In de economie wordt de reactie in productie/consumptie op een veranderende prijs weergegeven met de zogenaamde elasticiteit. Hoe lager die is, hoe minder productie/consumptie zal veranderen, hoe meer een producerend/consumerend land door de prijsverandering wordt beïnvloed en hoe meer het profiteert van de huidige situatie. Ward: ‘En hoe groter zijn aandeel in aansprakelijkheid dus zou moeten zijn.’
De auteurs tonen de bruikbaarheid van hun aanpak aan door hem toe te passen op de belangrijkste bilaterale handelsrelaties wereldwijd en te berekenen hoe de aansprakelijkheid voor uitstoot verdeeld zou moeten worden. Ze leiden gegevens over productie, bijbehorende uitstoot, export en import af uit de World Input-Output Database (WIOD). In de literatuur zijn schattingen van export- en importelasticiteiten beschikbaar. De koolstofprijs stellen ze vast op 50 VS-dollar per ton koolstofdioxide, wat in overeenstemming zou zijn met de doelstellingen van het Klimaatakkoord van Parijs.
Europese Unie, China en Rusland
Een voorbeeld. China voert grote hoeveelheden producten uit naar de Europese Unie. Als er een koolstofprijs zou worden ingevoerd, zou China de productie en export aanzienlijk verminderen vanwege een hoge exportelasticiteit. Tegelijk zou de EU de invoer uit China bijna even sterk verminderen. Dit betekent dat China momenteel iets minder profiteert van het ontbreken van een koolprijs dan de EU. De voorgestelde methode rekent het dus een wat kleiner aandeel in de verantwoordelijkheid toe: 47 procent versus 53 procent.
Rusland, daarentegen, exporteert voornamelijk fossiele brandstoffen naar de EU, die een lage exportelasticiteit hebben. Rusland is afhankelijk is van deze export en zou die nauwelijks verminderen bij een opgelegde koolstofprijs. Maar de EU zou de import aanzienlijk terugdringen (grote importelasticiteit), en dat zou Rusland zwaar treffen. Met andere woorden, Rusland profiteert er veel van dat het op dit moment niet hoeft te betalen voor het ‘vervuilen’ van de atmosfeer en krijgt een groot aandeel in de aansprakelijkheid: 87 procent.
‘Onze methode is momenteel de beste aanpak’, stelt Ward. ‘Het zal misschien een gamechanger zijn in de klimaatonderhandelingen. In ieder geval levert het stof tot nadenken en zal het discussies aanzwengelen.’
Publicatie
Michael Jakob, Hauke Ward & Jan Steckel – Sharing Responsibility for Trade-Related Emissions Based on Economic Benefits, Global Environmental Change (januari, 2021)
Tekst: Willy van Strien