Hoe een wereldwijde koolstofprijs Oost-Europese en Aziatische economieën zou verzwakken
Hoewel een wereldwijde algemene koolstofprijs als snelste en goedkoopste manier wordt gezien om klimaatverandering tegen te gaan, zou deze prijs grote gevolgen hebben voor de economische posities van landen. Hauke Ward, onlangs gestart bij de Universiteit Leiden, schrijft in het tijdschrift Energy Economics dat moderne westerse landen hun economische positie zouden versterken, terwijl de positie van Oost-Europa en Azië zou verzwakken.
Een wereldwijde koolstofprijs, waarom?
Wereldwijd een algemene prijs vragen voor de uitstoot van koolstofdioxide (CO2): Dit idee is gericht op wereldwijde klimaatbescherming tegen minimale kosten, door vervuilers aan te moedigen om de hoeveelheid broeikasgassen die ze uitstoten te verminderen. Deze oplossing zou het zogenaamde koolstoflek omzeilen: een situatie waarin energie- en handels-intensieve industrieën zich verplaatsen naar landen met een lakser klimaatbeleid of minder efficiënte productietechnologieën. Een wereldwijde koolstofprijs brengt echter een hogere kostenlast met zich mee voor de meer koolstofintensieve producenten, waardoor economieën wereldwijd worden beïnvloed. Hauke Ward heeft deze effecten bestudeerd aan het in Berlijn gevestigde Mercator Research Institute on Global Commons and Climate Change (MCC).
Effecten op concurrentieposities
Ward en zijn collega's keken naar de impact van een wereldwijde koolstofprijs op de welvaart en de werkgelegenheid in de wereld. ‘Onze resultaten tonen aan dat Brazilië, Japan, de VS en de meer ontwikkelde economieën van de EU hun concurrentievermogen waarschijnlijk zullen verbeteren, omdat ze minder koolstofintensieve leveringsketens hebben,’ aldus Ward. ‘Brazilië heeft klimaatvriendelijke energie uit waterkracht en zou dus ook tot de winnaars behoren. Aan de andere kant zullen de recent geïndustrialiseerde Aziatische economieën en de Oost-Europese landen waarschijnlijk flinke negatieve gevolgen ondervinden vanwege hun zeer koolstofintensieve productie.’ De studie noemt India en China, waarvan het totale effect op de productie en de werkgelegenheid negatief zou zijn, met respectievelijk 3 en 2 procent van de banen die onder druk komen te staan bij een wereldwijde koolstofprijs van 50 dollar.
Hoe zit het met de armere landen?
De onderzoeken stellen ook dat ze verwachten dat de meest ernstige gevolgen vooral de laaggeschoolde werknemers zouden treffen – en daarmee de armste segmenten van de samenleving. Hoe moeten we daarmee omgaan? ‘We weerleggen niet fundamenteel het idee van een uniforme koolstofprijs als langetermijnperspectief voor het wereldwijde klimaatbeleid,’ benadrukt Jan Steckel, hoofd van de MCC-groep ‘Climate and Development’ en medeauteur van het onderzoek. ‘Maar onze berekeningen laten zien dat armere landen waarschijnlijk compensatie nodig hebben als ze meedoen. Minder koolstofintensieve energiebronnen en efficiëntere productietechnologieën kunnen negatieve welvaartseffecten verminderen of zelfs voorkomen. De rijke landen kunnen daarbij helpen.’
Leiden calling
Hauke Ward heeft bijna zeven jaar bij het MCC gewerkt, maar besloot om Berlijn te verlaten en naar Leiden te komen. Hij is bij het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden (CML) gestart als universitair docent industriële ecologie. ‘Leiden heeft buitengewone ervaring op het gebied van milieuboekhouding, input-outputgegevens en bijbehorende analyses. Dat is een deel van de reden waarom ik hier ben gekomen en ben begonnen als universitair docent.’
Publicatie
Tekst: MCC en Bryce Benda