'Het enige schoolvak waar ruimte is om te praten over de dingen die er echt toe doen'
Godsdienst/Levensbeschouwing is een mooi en lastig vak. De status ervan is laag, de voorkennis van de leerlingen gering en hun motivatie soms ver te zoeken. Toch willen veel docenten bijdragen aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling van hun leerlingen. Jeannette den Ouden, promovendus bij het ICLON, heeft onderzocht hoe docenten hieraan in de lespraktijk vorm geven. Promotie op 9 september.
Eén lesuur per week
Theoretici schreven boeken vol over waar die levensbeschouwelijke ontwikkeling toe zou moeten leiden, zoals goed burgerschap, tolerantie, zingeving. Hoe leraren Godsdienst/Levensbeschouwing dat in één lesuur in de week, in een klas van nauwelijks gemotiveerde leerlingen bewust en doelgericht aanpakken, was echter tot nog toe niet onderzocht. Jammer, want juist die praktijkkennis zou bijvoorbeeld beginnende docenten kunnen inspireren en helpen in hun eigen lespraktijk.
Daarom heeft Den Ouden elf ervaren leraren gevraagd naar hun visie op levensbeschouwelijke identiteitsontwikkeling en hoe ze daar in hun klaslokaal pedagogisch-didactisch vorm aan geven. De uitkomsten hiervan heeft zij beschreven in zogenaamde ‘kernpraktijken’, dat zijn korte beschrijvingen van docentgedrag en de daaronder liggende motivatie. Op grond van de feedback van twintig andere docenten Godsdienst/Levensbeschouwing kwam ze tot elf kernpraktijken waarmee docenten in dit vak bijdragen aan de levensbeschouwelijke ontwikkeling van hun leerlingen.
Tot slot heeft ze twee professionaliseringsaanpakken beschreven voor beginnende en ervaren docenten, waarin de methodiek en de opbrengst van het onderzoek zijn geïntegreerd.
'Levensbeschouwelijke geletterdheid'
Docenten Godsdienst/Levensbeschouwing beperken zich niet tot een bepaalde benadering, maar selecteren per situatie wat bruikbaar en passend is om hun doelen te bereiken. Wel zijn ze het unaniem eens over een het belang van 'levensbeschouwelijke geletterdheid'.
Docenten maken zelf onderscheid tussen relationele en didactische kernpraktijken. Zonder veilige relatie kan geen ontwikkeling plaatsvinden. Uit hun motivatie blijkt dat zij relaties ook beschouwen als ‘vakinhoud’. Ze vertonen bijvoorbeeld niet alleen zorgzaam docentgedrag, maar leren leerlingen ook over ‘de ethiek van zorgzaamheid’.
Een laatste belangrijke conclusie is dat docenten gemotiveerde praktijken toepassen die niet in de literatuur worden beschreven. Dat geldt bijvoorbeeld voor de kernpraktijk die is aangeduid als Serieus Spel: docenten bieden speels, uitdagend en vaak met veel humor serieuze inhouden aan. Hiermee creëren zij de distantie die nodig is om leerlingen veilig te laten experimenteren met hun eigen overtuigingen en vergroten ze tegelijkertijd betrokkenheid.
De dingen die er echt toe doen
Religies en andere levensbeschouwingen spelen wereldwijd een belangrijke rol in de samenleving. In het schoolvak Godsdienst/Levensbeschouwing leren leerlingen niet alleen over religies, levensbeschouwingen en praktijken van anderen, maar ook om in gesprek te gaan met mensen met andere opvattingen dan zij. Zij verwerven kennis die nodig is om bijvoorbeeld mondiale, door religies beïnvloede, ontwikkelingen te begrijpen. Bovendien doen leerlingen kennis op over de achtergrond van de Nederlandse cultuur en leren vraagtekens te zetten bij hun opvattingen en vooroordelen. Ook gaan ze op zoek naar hun eigen antwoorden op levensvragen.
Of zoals een van de docenten in dit onderzoek zei: ‘Dit is het enige vak op school waar ruimte is om te praten over de dingen die er uiteindelijk echt toe doen’.