‘Cleveringa was meer dan held voor één dag’
In zijn biografie over professor Rudolph Cleveringa vult Kees Schuyt het bestaande beeld aan. Bijna alle aandacht gaat uit naar Cleveringa’s protestrede tegen de nazi’s, terwijl zijn latere verzetswerk nog veel riskanter was. Bovendien stond Cleveringa niet alleen. ‘Zonder Telders geen Cleveringa.’ Dat zegt Schuyt in een uitgebreid interview.
Wie Kees Schuyt interviewt moet goed kunnen kiezen. Bijna elke zin over Cleveringa (1894-1980) is met rake anekdotes, gedetailleerde reconstructies en veel historische context de moeite waard om door te vertellen: ‘Ik heb zoveel aanvullende informatie, u moet mij maar remmen.’ Twee jaar deed rechtssocioloog Schuyt (1943) over de biografie, maar hij kon bogen op voorwerk van zo’n halve eeuw. Al sinds zijn studententijd is hij geïnteresseerd in de geschiedenis van de Tweede Wereldoorlog.
Waarom wilde u een biografie schrijven over Cleveringa?
‘Daar heb ik een heel eenvoudig antwoord op: er was er nog geen. Ik was verbaasd dat bijna tachtig jaar na 1940 en bijna veertig jaar na zijn overlijden in 1980, nooit een echte biografie is verschenen. Ik wilde weten hoe zijn leven is verlopen. Wie was hij? Wat ging er vooraf aan zijn beroemde protestrede? Wat volgde er na de oorlog? Nu ik met pensioen ben, had ik er ruim de tijd voor. Ik heb het voorgelegd aan Cleveringa’s dochter Hiltje die ermee instemde en toestemming gaf om het grote familiearchief in Groningen in te zien. Ook heb ik Hiltje een stuk of tien keer geïnterviewd. Ze heeft nog steeds een ijzersterk geheugen en kan prachtig vertellen.’
Kunt u een voorbeeld noemen?
‘Ze vertelde onder andere hoe ze op 26 november 1940 als tienjarig meisje uit school kwam en thuis aan de Rijnsburgerweg een vol huis aantrof. De hele kamer stond vol met bloemen en er was veel bezoek. Het was professor Meijers, hij woonde tien huizen verderop, die Hiltje en haar twee zussen even apart nam. Hij legde uit dat hun vader iets ‘heel belangrijks’ had gedaan. De volgende dag werd haar vader opgepakt en gevangengezet in het Oranjehotel, de gevangenis van Scheveningen. Ze zou hem pas acht maanden later zien. Het zijn dit soort huiselijke details die de sfeer uit die tijd goed weergeven. De bedoeling van mijn biografie is om het accent te verleggen en het publieke beeld van Cleveringa aan te vullen. Natuurlijk, de protestrede was belangrijk vanwege het signaal dat hij daarmee afgaf, onder andere aan het ontluikend verzet: stel je niet lankmoedig en afwachtend op jegens de bezettingsmacht. Maar in mijn boek wijs ik er ook op dat hij een uitstekende rechtsgeleerde is geweest en tijdens de oorlog gevaarlijker dingen heeft gedaan dan de protestrede.’
Zoals?
‘In 1944 zat Cleveringa opnieuw vast, zeven maanden in Kamp Vught. Twee weken nadat hij vrij kwam werd Cleveringa via geheim agent Robbert de Brauw benaderd door de regering in Londen: wij verzoeken u lid te worden van het College van Vertrouwensmannen. Cleveringa had ‘nee’ kunnen zeggen want hij had al zoveel meegemaakt. In het geheim moest hij meehelpen met de voorbereidingen van de bevrijding. Hij zei ’ja’ en maakte daardoor voor het eerst deel uit van het ondergrondse verzet, de illegaliteit. Bij ontdekking kon hij voor dit soort verzetswerk geëxecuteerd worden. Vanaf dat moment dook Cleveringa onder in Wassenaar en daarna in Den Haag. Tot en met het einde van de oorlog vergaderde hij met de vertrouwensmannen onder wie Willem Drees die later premier werd. Cleveringa gaf bijvoorbeeld juridisch advies over het ontslag van alle NSB-ambtenaren en bereidde de snelle terugkeer voor van de tijdens de bezetting ontslagen secretarissen-generaal en andere hoge ambtenaren. Hij schreef een nieuwe politiewet, die hard nodig was, want de politie was onderdeel geworden van de bezettingsmacht. Ook schreef hij de tekst van de proclamatie van de Bevrijdingsdag, die in heel Nederland op 6 mei 1945 op belangrijke gebouwen kwam te hangen.
‘Na de oorlog keerde Cleveringa terug naar Leiden waar hij in september 1946 onverwacht rector magnificus werd. Eerder dat jaar was Cleveringa erepromotor geweest van Sir Winston Churchill. Daarnaast kreeg hij ook buiten de universiteit belangrijke functies, zoals voorzitter van de afdeling Rechtspraak van de Raad voor het Rechtsherstel. Deze raad moest ervoor zorgen dat geconfisqueerde goederen werden teruggeven aan Joodse eigenaren of andere rechthebbenden. Daar heeft hij zich erg voor ingespannen. En hij werd twee keer lid van de Raad van State. Mijn boek geeft aanvullingen die weinig mensen nog weten, maar in feite helemaal niet moeilijk te vinden waren. Ik heb gewoon mijn huiswerk gedaan en chronologie aangebracht om zijn leven goed te begrijpen.
Wat is u opgevallen?
'Ik wil benadrukken dat Cleveringa niet alleen stond. Mijn stelling is: zonder Ben Telders geen Cleveringa. Deze hoogleraar Volkenrecht was politiek heel actief en had al vaak openlijk geprotesteerd tegen de nazi’s. Cleveringa maakte dankbaar gebruik van de bouwstenen die Telders leverde voor de protestrede zoals de volkenrechtelijke bezwaren. Ook kun je stellen dat dit duo er weer niet was geweest zonder hun oudere collega’s Meijers, Van Oven, Van Eysinga en jongere als Van Bemmelen en Boeke. De acties kwamen voort uit een alerte en krachtige academische gemeenschap met een conscience collective. En niet pas in 1940, maar al vanaf 1933.’
Met welk leidmotief heeft u het boek geschreven?
‘De belangrijkste vraag was: waar kwam Cleveringa’s moed vandaan? Dat wilde ik relateren aan zijn opvoeding en zijn vorming als jurist. Het was vooral de schending van morele en juridische beginselen, waar hij en de anderen zich tegen verzetten. Maar hij had ook net als vele anderen kunnen wegduiken. Cleveringa geeft zelf antwoord op de vraag in zijn herinneringen aan zijn gevangenistijd in Scheveningen. Ten eerste schreef Cleveringa dat het pure ambtsplicht was geweest. Ik ben decaan, iemand wordt van de universiteit verwijderd en ik ben verplicht om het onderwijs door te laten gaan. Ten tweede de morele plicht om te zeggen: wat hier gebeurt kan juridisch niet en moreel niet. “Hier moet halt gehouden worden”, schreef ook Telders in zijn brief aan de president van de Hoge Raad, mr. Lodewijk Visser, die, net als Meijers, ontslagen zou worden. Diezelfde tekst stond in het Leidse Senaatsprotest, ook door Telders geschreven, en door Cleveringa onderschreven en uitgedragen. Ten derde zijn persoonlijke erkentelijkheid tegenover zijn promotor Meijers. Ten vierde, en dat vind ik persoonlijk net zo interessant: ik moet als hoogleraar het goede voorbeeld geven aan mijn studenten die ik nog moet vormen.
‘Die ambtsplicht kwam voort uit een vergadering - zonder Meijers - op 23 november 1940 van de juridische hoogleraren bij Cleveringa thuis. Twee hoogleraren (het NSB-lid Schrieke en Van Iterson) werden buiten deze vergadering gehouden. De vraag was: wat gaan we doen als Meijers geschorst wordt? Protesteren we collectief of persoonlijk? Spreekt de rector namens de gehele universiteit of de decaan namens de rechtenfaculteit? Zoals bekend biedt Telders aan de rede te houden omdat hij geen gezin heeft. Cleveringa schorst de vergadering en gaat naar boven, naar zijn vrouw Hiltje. Zij steunt haar man en Cleveringa slaat Telders aanbod af: nee, ik ben decaan en als decaan moet je het goede voorbeeld geven. Na de rede riepen studenten een staking uit. De Duitsers waren bang dat studenten van andere universiteiten zouden volgen. Daarom verzegelden ze de universiteit en arresteerden ze Cleveringa omdat hij teveel invloed had. Maar nu praten we weer over 26 november. De bedoeling van mijn biografie is om zijn leven niet op één dag te concentreren en te vertellen wat hij nog meer heeft gedaan.’
Hoe heeft u de periode daarna gereconstrueerd?
‘Cleveringa deed in zijn memoires verslag van zijn periode in de gevangenis dus we weten vrij precies hoe het daarna verliep. Wat heb ik dan verkeerd gedaan?, zei hij tijdens het verhoor. Ik heb studenten tot kalmte gemaand en ik heb een afscheidscollege gegeven zoals gebruikelijk is als iemand vertrekt. In de gevangenis kwam hij oud-studenten tegen die bij hem waren afgestudeerd. Hij begon met twee op één cel, met een politieman uit Arnhem, en dat was een zegen voor hem. Want het is natuurlijk heftig voor iemand, die ook nog eens uit zo’n deftig milieu komt, opeens in een cel te zitten. De politieman heeft hem de fijne kneepjes geleerd van het ‘organiseren’ dat noodzakelijk was voor de onderlinge solidariteit onder de gevangenen.
‘Telders zat toen ook in het Oranjehotel en pas na vier maanden, 2 april 1941, kwamen ze elkaar daar voor het eerst weer tegen. Telders werd veel gevaarlijker geacht dan Cleveringa, hij was veel feller in het openlijk bestrijden van de Duitse bezetters. In 1944 kwamen Cleveringa en Telders elkaar op 15 januari opnieuw tegen in gevangenschap, dit keer in Kamp Vught. Ze vroegen zich schertsend af: wie is nu Stanley en wie Livingstone? Ruim zes maanden zaten ze samen vast in dat kamp. Ze spraken veel over de politiek en de rechtsorde die ze na de oorlog weer wilden opbouwen. Cleveringa kwam vrij maar Telders niet met zijn volgens de nazi’s ‘politiek ongewenste’ ideeën. Hij werd op 5 september 1944, daags voor Dolle Dinsdag, op transport gesteld naar Sachsenhausen en vervolgens naar Bergen Belsen. Hij overleed daar negen dagen voor de bevrijding van het kamp aan vlektyfus. Een uiterst dramatisch moment. Velen waren ervan overtuigd dat de politiek geëngageerde Telders het naoorlogse Nederland zou gaan leiden.’
Wordt uw volgende boek een biografie van Telders?
‘Die vraag zet me aan het denken. Hij zou het in ieder geval zeker verdienen. Net als Meijers die ook nog geen fatsoenlijke biografie heeft. Ik hoop dat mijn boek een aansporing is voor anderen. Doe meer met die Leidse geschiedenis.’
De Leidse historicus Willem Otterspeer komt in februari dit jaar met een boek over de universiteit in de Tweede Wereldoorlog.
‘Ja, ik heb tijdens mijn onderzoek met hem gesproken. Veel van de archieven die ik nodig had bevonden zich letterlijk in zijn werkkamer in het Academiegebouw. Ik ben heel benieuwd naar zijn uiteindelijke boek. Hij zei wel eens gekscherend tegen mij: Jij hebt het maar gemakkelijk, jij hoeft maar één leven te beschrijven. En dan zei ik: Ja, maar dat is een periode van 86 jaar. Die periode van jou duurde vijf jaar.’
Zijn er verrassende zaken naar boven gekomen tijdens het schrijven?
‘Het zijn vooral de verrassende details, zoals waarom Meijers op transport werd gesteld en hoe diens oud-studente, de advocaat Lucy van Taalingen- Dols, dat op het laatste nippertje wist te voorkomen. Ook vond ik soms iets bijzonders wat vrij eenvoudig te vinden was. Zo trof ik in het archief van de UB een dubbelinterview aan uit de Belgische krant De Spectator uit 1945. Het was een interview met Cleveringa en Meijers, die op 25 juni net was teruggekomen uit Theresienstadt. De oude collega’s spreken elkaar voor het eerst weer na vier jaar en ze weten niet wat er allemaal is gebeurd. Cleveringa merkt dan op: ik wist niet waarom mijn redevoering zo verspreid was geraakt. Ik had toch maar één exemplaar en dat heb ik toen moeten afgeven aan de procureur-generaal. Dan vertelt Meijers hem dat de studenten zo slim waren om de redevoering over te typen. Een hoogleraar had de tekst even geleend en zij maakten toen snel een aantal kopieën. Ook bespreken ze samen wat er met Telders was gebeurd. Het is echt een prachtig en ontroerend dubbelinterview, dat jaren ongelezen in de UB heeft gelegen.’
‘Ik hoop dus dat mijn boek een aanvulling is op het bestaande beeld van een held voor één dag. Ik wijs op al die andere momenten. Mijn bewondering voor zijn moedige optreden in november 1940 is gebleven, maar mijn waardering voor de persoon en zijn levenshouding is enorm toegenomen. Hij was ook gewoon een heel fijn mens. Ik begrijp nu beter hoe hij tot zijn daden is gekomen. Zijn hele leven lang liet hij zich leiden door de waarden vrijheid, gerechtigheid en waarheid. Deze drie waarden komen volop aan bod in mijn boek, dat daarmee een ernstig, maar actueel levensverhaal is geworden.'
Bannerfoto: Monique Shaw
Tekst: Linda van Putten
Mail de redactie