Voorwaarden aan je vrijheid: de paradoxen van toezicht
Een meldingsplicht nadat iemand voorwaardelijk vrij komt, elektronisch huisarrest of een taakstraf: het zijn allemaal vormen van toezicht. Een ingrijpende maatregel, voor degene die het krijgt opgelegd maar ook voor de maatschappij. Toch is er nog weinig onderzoek naar gedaan. Hoogleraar Criminologie en Vergelijkende Penologie Miranda Boone wil daar verandering in brengen. Oratie op 28 september.
Toezicht is een breed begrip, legt Miranda Boone uit. Ze spreekt van toezicht wanneer voorwaarden of verplichtingen worden opgelegd naar aanleiding van een veroordeling voor een strafbaar feit of een verdenking ervan en die de betrokkene in de samenleving houden. ‘Dat kan dus een werkstraf zijn of de verplichting een enkelband te dragen, maar ook het begeleiden of behandelen van iemand die voorwaardelijk vrij komt,’ legt de hoogleraar Criminologie en Vergelijkende Penologie uit. Het is een praktijk die steeds meer voorkomt: eind 2016 stonden in Nederland 250 op de 100.000 Nederlanders onder toezicht van de reclassering. ‘Dat is het vijfvoudige van het aantal mensen dat vastzit,’ zegt Boone. Daarnaast ziet de hoogleraar een toename in de intensiteit van het toezicht. ‘Toezicht kan tegenwoordig ook met behulp van technologische hulpmiddelen worden uitgeoefend– en voor een langere periode. Tot voor kort kon nog maximaal 3 jaar toezicht worden uitgeoefend, sinds 1 januari kan op tbs-gestelden en veroordeelden van ernstige geweld- en zedendelinquenten een leven lang toezicht worden uitgeoefend.’
Meer toezicht en meer vrijheidsbeneming
Zorgt die toename aan straffen in de samenleving er dan ook voor dat er minder mensen vast zitten? Toezicht wordt toch vaak ingevoerd als vervanging voor een vrijheidsbenemende straf? ‘Dat is nu juist zo opvallend: meestal zien we het omgekeerde,’ zegt Boone. ‘Bij vergelijkend onderzoek tussen landen of staten zien we dat een toename van toezicht meestal ook gepaard gaat met meer vrijheidsbeneming.’ Het is een van de schijnbare tegenstrijdigheden rond toezicht waar Boone haar onderzoek op wil richten.
Vast via de achterdeur
Boone heeft wel een theorie waar die gelijkopgaande toename door komt. ‘De strafrechtelijke maatregelen die worden opgelegd, geven uiting aan de kenmerken van een samenleving. Dat geldt voor alle straffen – of dit nu het opleggen van toezicht is, of gevangenisstraf. Als een samenleving punitief is, dus gericht op mensen straffen voor hun daden, zullen beide vormen meer worden opgelegd.’ Bovendien is er nog een achterdeur waardoor meer toezicht leidt tot meer vrijheidsbeneming: als iemand zijn voorwaarden schendt, kan hij of zij alsnog worden vastgezet. ‘Zo kan iemand toch in de gevangenis komen, ook al zou hij voor het originele delict nooit zijn vastgezet.’
Een gunst of een straf?
Een tweede paradox die Boone onder de loep neemt, heeft te maken met het karakter van toezicht. ‘Het wordt vaak voorgesteld als een ‘gunst’ in plaats van een straf: je mag buiten de gevangenis je straf voldoen, je hebt ‘slechts elektronisch toezicht’ of ‘alleen maar een meldingsplicht’. Maar zoals ik al zei is de intensiteit van toezicht sterk toegenomen in de loop der jaren.’ Bovendien wordt het door degene die het toezicht krijgt opgelegd, vaak als heel zwaar ervaren. ‘Sommigen geven zelfs aan het zwaarder te vinden dan hun straf in de gevangenis uitzitten.’
Ophef en emoties
Een derde opvallende paradox ziet de hoogleraar in de emoties en publieke opinie over toezicht. Ze refereert aan de voorwaardelijke invrijheidstelling voor Volkert van der G. in 2014. De opgelegde voorwaarden waren niet gering: nog jarenlang zou hij moeten voldoen aan een wekelijkse meldingsplicht, hij had een gebiedsgebod voor verschillende steden en kreeg daarvoor een enkelband, moest verplicht worden begeleid door een psycholoog, en kreeg een mediaverbod. Toch volgde een storm van protest toen hij vrij kwam. ‘Dat werd niet beter toen hij deze voorwaarden – succesvol – begon aan te vechten,’ zegt Boone. ‘De publieke opinie over zijn voorwaardelijke vrijheid was alles behalve positief. En dergelijke ophef zien we vaker in de media, zeker bij mensen die veroordeeld zijn voor een zwaarder delict.’ Dan kun je het idee krijgen dat er geen of minder draagvlak is voor toezicht. ‘Maar uit gedegen wetenschappelijk onderzoek blijkt dan weer dat dat niet het geval is. Mensen zijn juist wel positief over het laten uitvoeren van straffen in de maatschappij en het bijdragen aan het herstel van contact met de samenleving voor veroordeelden.’
Betrokken burgers
Dat draagvlak blijkt ook uit de betrokkenheid van burgers bij de uitvoering van toezicht. Jaarlijks worden 40.000 taakstraffen ten uitvoer gelegd in de samenleving. Er zijn verschillende succesvolle initiatieven om zedendelinquenten te begeleiden bij hun terugkeer. Die projecten leunen vaak sterk op vrijwilligers. Boone: ‘Ik zou graag meer onderzoek doen naar de ervaringen van burgers met toezicht. Wat gebeurt er tussen hen en de veroordeelde?’ Ook in het besluitvormingsproces bij het opheffen van toezicht – wanneer en waarom wordt iemand vastgezet als de voorwaarden zijn geschonden – wil Boone meer inzicht krijgen. ‘Het is zo’n groot onderdeel van ons strafsysteem, maar er is eigenlijk nog betrekkelijk weinig onderzoek naar gedaan. Ik hoop daar wat verandering in te gaan brengen.’