Encyclopedie van de Rechtswetenschap
Het centrum voor Digital\\Jurisprudence
Onlineplatforms zoals YouTube, Facebook en X (voorheen Twitter) zijn niet meer weg te denken uit het dagelijkse mediagebruik. Journalisten nemen posts van politici over in krantenberichten, wetenschappers delen hun inzichten in korte berichten of video’s en ook de rechtspraak gebruikt sociale media om uitleg te geven over hun werk. Bekende ‘influencers’ bouwen zelfs hun financiële bestaan rond de mogelijkheden die onlineplatforms bieden. Voor burgers zijn sociale media niet alleen een belangrijke informatiebron maar ook een mogelijkheid om laagdrempelig in contact te komen met beleidsmakers en politici. Ook alledaagse dingen zoals werk vinden, spullen verkopen of online winkelen gaan steeds vaker via sociale media.
Wat als de regels overtreden worden?
Onlineplatforms zijn wettelijk verplicht strafbare berichten zoals kindermisbruikmateriaal, doodsbedreigingen of oproepen tot rellen weg te halen. Daarnaast stellen onlineplatforms zelf regels op. Deze huisregels (community guidelines) worden gehandhaafd door onlineplatforms zelf. Als de wet of de huisregels van onlineplatforms worden overtreden kan dat leiden tot een waarschuwing, het verwijderen van een bericht, foto of video en in sommige gevallen zelfs tot het (tijdelijk) opheffen van het account. In het ergste geval is iemand nooit meer welkom op het platform.
Er zijn goede redenen om meer te verbieden dan alleen strafbare inhoud. Zo is het ook van belang om het platform voor verschillende groepen gebruikers gebruiksvriendelijk te houden. In dat kader zouden onlineplatforms zich bijvoorbeeld kunnen inspannen om te voorkomen dat vrouwelijke gebruikers voortdurend met seksistische commentaren geconfronteerd worden. Een ander voorbeeld in dit verband is het wetsvoorstel dat verbiedt om privégegevens van anderen te delen (ook wel doxing genoemd), iets wat op veel onlineplatforms al niet is toegestaan.
Goede bedoelingen of niet, soms kan een huisregel van een platform het voor gebruikers moeilijk of onmogelijk maken om een mening te uiten. Deze spanning tussen het tegengaan van desinformatie en de uitingsvrijheid was bijvoorbeeld goed zichtbaar tijdens de covid-19 pandemie. Aan de ene kant werd door bepaalde platforms voorkomen dat gevaarlijke gezondheidsadviezen verspreid werden. Tegelijkertijd kan het verwijderen van desinformatie ook kritiek op overheidsbeleid raken.
Niet alle beperkingen op de vrijheid van meningsuiting zijn echter ook automatisch een schending van het recht op vrijheid van meningsuiting. In dit onderzoeksproject wordt als eerste stap onderzocht wanneer een dergelijke beperking door onlineplatforms de vrijheid van meningsuiting van gebruikers zo erg raakt dat er sprake kan zijn van een schending. Een tweede stap is om te kijken of het juridisch kader dat van toepassing is op de vrijheid van meningsuiting ook voldoende bescherming biedt aan gebruikers van onlineplatforms.
Hoe gaat het Digital\\Jurisprudence project onderzoek doen?
Het Digital\\Jurisprudence project is interdisciplinair van aard en gaat dus verder dan alleen een juridische analyse. Binnen het project worden de toepasselijke huisregels van zeer grote online platforms verzameld. Deze huisregels worden op verschillende momenten weer opnieuw bekeken. Waarin verschillen de normen in de huisregels? Bewegen de normen van onlineplatforms dezelfde kant op (convergentie) of is er juist sprake van groter wordende verschillende (divergentie). Wat zijn mogelijke verklaringen voor het naar elkaar toe bewegen (of juist niet) van deze normen?
De verwachting is dat de normen van onlineplatforms (onder meer onder invloed van wetgeving vanuit de Europese Unie) naar elkaar toe bewegen. Zeker als onlineplatforms dezelfde normen gaan gebruiken voor niet-illegale inhoud kan dit gevolgen hebben voor het recht op vrijheid van meningsuiting. Het Digital\\Jurisprudence project toetst deze veronderstelling en plaatst deze ontwikkeling in een breder rechtstheoretisch kader.
Over het centrum
Het centrum voor Digital\\Jurisprudence wil (jonge) onderzoekers stimuleren om (empirisch en rechtstheoretisch) onderzoek te doen naar digitale (rechts)normen.