Proefschrift
Medisch beroepsgeheim en de zorgplicht van de arts bij kindermishandeling in de rechtsverhouding tussen arts, kind en ouders
Op 19 februari 2019 verdedigde Mirjam Sombroek-van Doorm haar proefschrift 'Medisch beroepsgeheim en de zorgplicht van de arts bij kindermishandeling in de rechtsverhouding tussen arts, kind en ouders'. Het promotieonderzoek is begeleid door promotoren prof. dr. A.G. Castermans en prof. mr. C.J.J.M. Stolker.
- Auteur
- Mirjam Sombroek-van Doorm
- Datum
- 19 februari 2019
- Links
- Leids Repositorium
Kindermishandeling is een onderwerp dat volop in de maatschappelijke en politieke belangstelling staat. Elke instantie die met kinderen te maken heeft zoekt naar mogelijkheden en maatregelen om kindermishandeling te voorkomen en te bestrijden. Heel belangrijk daarin is de huisarts, maar artsen hebben een beroepsgeheim. Dat beroepsgeheim dient waardevolle belangen, zowel van de patiënt die recht heeft op privacy, als van de samenleving waarin burgers recht hebben op een vrije toegang tot de medische zorg zonder vrees dat hun medische gegevens ooit op straat komen te liggen. Precies daarom ligt het medisch beroepsgeheim stevig verankerd in al onze wetten. Maar hoe lang moet of mag de arts dat zwijgen volhouden als hij een vermoeden heeft van kindermishandeling?
Het onderzoek kijkt allereerst naar het medisch beroepsgeheim: waar staat het voor en welke gronden gelden er voor het doorbreken ervan. Daarbij wordt ook de zogeheten zorgplicht die een arts heeft betrokken. Juist deze plicht om goede zorg te verlenen, blijkt een goede grondslag voor het doorbreken van het medisch beroepsgeheim, en dus om te spreken. Vervolgens wordt bekeken in hoeverre een accentverschuiving, die iedereen zo graag wil, richting ‘spreken’ vorm kan krijgen in de verschillende situaties waarin een arts, vooral de huisarts, wordt geconfronteerd met mogelijke kindermishandeling.
De belangrijkste conclusie is dat we het medisch beroepsgeheim moeten zien als een onderdeel van de plicht tot goede zorgverlening. In de kern komt het erop neer dat de arts om goede zorg te verlenen in geval van kindermishandeling een aantal stappen moet langslopen en daarbij zorgvuldigheidsnormen in acht moet nemen. De uitkomst is ofwel dat de arts blijft zwijgen, bijvoorbeeld omdat het vermoeden van kindermishandeling toch te gering is ofwel dat hij móet spreken. Zwijgen en spreken vormen dus een onderdeel van de zorgplicht die op de arts rust.