Universiteit Leiden

nl en

Encyclopedie en filosofie van het recht (LL.M.)

Studieprogramma

Wil je precies weten hoe het masterprogramma Encyclopedie en filosofie van het recht is opgebouwd en welke colleges je volgt?

Masterprogramma

Bekijk hieronder de opbouw van de semesters of bekijk dan het studieprogramma studiegids Encyclopedie en filosofie van het recht.

Semester 1

In het vak Grondwet in perspectief wordt de Nederlandse Grondwet in rechtsfilosofisch perspectief geplaatst. Het vak vormt daarmee een eerste introductie in de rechtsfilosofie – van reflectie op het positieve recht – op masterniveau. Daarbij wordt uitdrukkelijk het recht de iure constituendo bestudeerd, hoe het zou moeten zijn. Het gaat om het ontwikkelen van onderbouwde normatieve stellingnamen over het positieve recht, in dit geval de Grondwet. Daarbij is er nadrukkelijk aandacht voor de interactie tussen verschillende rechtsgebieden.

Deze cursus biedt een systematische reflectie op de activiteiten van de wetenschappelijke jurist in de 21ste eeuw. De wetenschappelijke methodologieën bij onderzoek en waarheidsvinding staan hier centraal. Daarbij kunnen we denken aan het rationalisme, empirisme en kritisch rationalisme, deductie en inductie. Tevens zullen we aandacht besteden aan de vraag wat rechtswetenschappelijke kennis wetenschappelijk maakt en of en hoe de rol van de rechtswetenschappen verandert in tijden van grote technologische vooruitgang. Enerzijds zullen studenten vertrouwd worden gemaakt met de basiskennis van de wetenschappelijke methodologieën en anderzijds zal de eigen aard van de rechtswetenschap ten opzichte van de andere wetenschappen aan de orde komen. In het licht van deze vraagstelling zal diep worden ingegaan op de grondslagen van wetenschappelijke kennis, criteria van de wetenschappelijkheid van de rechtsgeleerdheid, interpretatie in het algemeen en juridische interpretatie in het bijzonder, op het vraagstuk van zekerheid en relativisme van (juridische) kennis en op de verhouding tussen recht en moraal, tussen regels en beginselen en tussen systeem en gebruikers. Hierbij is aandacht voor de toenemende rol van computercode (algoritmes, artificiële intelligentie) en dataficatie in het recht en wat dit betekent voor de rol van de rechtswetenschappen.

Het vak Rechtstheorie en het Internationaal Publiekrecht biedt een rechtsfilosofische reflectie op het internationaal publiekrecht. Vertrekkend vanuit het voor het internationaal recht fundamentele concept van staatsoevereiniteit worden actuele rechts- en politiek-filosofische vraagstukken binnen het Internationaal Publiekrecht besproken. De focus ligt daarbij op Internationaal Publiekrecht in de context van discussies over globalisering en (supranationale) democratie.

In het vak ‘Rechtstheorie van het strafrecht’ reflecteren we met behulp van de filosofie van Hannah Ahrendt op de grondslagen van het moderne strafrecht. Aan de hand van Eichmann in Jerusalem gaan we het in de eerste plaats hebben over het rechtssubject (de verdachte) dat door het strafrecht wordt verondersteld en vervolgens de functie van de strafrechtelijke procedure waar de verdachte aan wordt onderworpen. Daarna zal aandacht worden besteed aan de context waarin strafvordering plaatsvindt: de democratische rechtsstaat. Er zal een week worden besteed aan het strafrechtelijk bewijsrecht, interpretatie van de rechtsregels, de kwalificatie van de feiten en de uiteindelijke beslissing. In de vijfde en laatste week komt het internationale strafrecht aan de orde.

Het vak rechtstheorie en het publiekrecht heeft tot doel u inzicht te geven in de centrale begrippen van het publiekecht, hun filosofische grondslagen en hun feitelijk functioneren in de politieke praktijk. In dat kader wordt aandacht besteed aan een aantal cruciale discussies uit de democratie- en staatstheorie: de grondslagen van de moderne staat, het wezen van de democratie, de verdediging van de democratie, de verhouding tussen rechtsstaat en democratie en de bijzondere positie die mensenrechten hierbij innemen. In het bijzonder staat hierbij de democratietheorie van Claude Lefort centraal waarin democratie niet alleen als een regeringsvorm, maar ook als een samenlevingsvorm wordt beschouwd. In dit verband wordt ook aandacht besteed aan de totalitaire verleiding waaraan elke democratie blootstaat in de vorm van het totalitarisme. Het totalitarisme als samenlevingsvorm wordt nader uitgediept aan de hand van de theorieën van Claude Lefort en Hannah Arendt. In dit licht zal ook aandacht worden besteed aan het populisme en aan de vraag hoe de democratie moet omgaan met diegenen die haar openheid en onbepaaldheid bedreigen (weerbare democratietheorie).

Semester 2

In veel moderne rechtstheoretische benaderingen van de grondslagen van het privaatrecht wordt min of meer als vanzelfsprekend uitgegaan van het statelijke en politieke perspectief, waarin de distributieve rechtvaardigheid voorop staat. Dit komt bij uitstek naar voren in de utilistische traditie waarvan John Stuart Mill een belangrijke vertegenwoordiger is. De traditionele, deugdenethische benadering echter, die op Aristoteles teruggaat en tot aan de late Scholastiek gangbaar was, bezit daarentegen als uitgangspunt de directe sociale, morele verhoudingen tussen mensen, en bouwt van daaruit, op basis van zowel distributieve als commutatieve gerechtigheid (als ook de billijkheid), de normatieve infrastructuur van samenleving en staat op. Een middenweg tussen de deugdenethische en utilistische benaderingen vinden we in het denken van Immanuel Kant die op basis van een deontologische ethiek een moderne rechtsfilosofie opbouwt die recht probeert te doen aan de traditie. In deze cursus zullen wij deze verschillende benaderingen bespreken en uitdiepen. Ook komen de fundamentele materieelrechtelijke begrippen en beginselen van eigendom, contract en aansprakelijkheid aan de orde.

In dit vak krijgen de studenten een overzicht van de belangrijkste rechtsfilosofische benaderingen van de Oudheid tot op heden. Dit overzicht wordt verworven door lezing van de primaire bronnen —de Grote Werken— en niet door de bestudering van secundaire literatuur. De ervaring leert dat de bestudering van secundaire literatuur niet tot werkelijk begrip leidt. Het enige wat tot echt inzicht leidt is het zelf lezen van de primaire bronnen. Dat is weliswaar moeilijker, maar het is zeker de moeite waard! Uiteraard kan in tien weken maar een beperkt aantal werken worden gelezen. Welke dat zijn varieert ieder jaar enigszins. Men moet denken aan de werken van Plato, Aristoteles, Augustinus, Thomas van Aquino, Luther, Calvijn, Machiavelli, Grotius, Hobbes, Locke, Montesquieu, Rousseau, Blackstone, Hegel, Tocqueville, Marx, Dicey, Heidegger, Scheler, Kelsen, Hart, Dworkin, etc.

Dit vak biedt een korte inleiding tot de contemporaine wijsgerige ethiek. Daartoe verkent het de mogelijkheden én de beperkingen van het traditionele denken. In de inleiding staan drie cruciale werken centraal: Augustinus’ Belijdenissen (403), Kierkegaards Vrees en beven (1843) en Heideggers Zijn en tijd (1927). Deze werken, dat van de vroegchristelijke kerkvader, dat van de eigenzinnige Deense theoloog en dat van de beroemde niet-gelovige fenomenoloog en existentialist, zijn zeer verschillend, maar stellen ook enkele overeenkomstige fundamenteel-wijsgerige vragen aan de orde. Dat zijn vragen die voor de ethiek (hoe te leven en handelen?) én voor het recht van cruciale en beslissende betekenis zijn. Bovenal is dat de vraag naar het zelf: kan een mens zichzelf eigenlijk wel kennen? Kan hij wel eigenlijk zichzelf zijn: is er zoiets als een waarachtige en gewetensvolle bestaanswijze voor een mens, óf is misschien alles om het even en is hij geheel vrij daarin?

De masterscriptie is het sluitstuk van de opleiding. Je doet in hoge mate individueel, zelfstandig, wetenschappelijk onderzoek naar een juridisch onderwerp vanuit een (rechts)filosofische invalshoek. Je dient te laten zien dat je – onder begeleiding – in staat bent een juridisch vraagstuk of probleem te herkennen, hierover een vraag- of probleemstelling te formuleren en beargumenteerd tot een beantwoording en/of oplossing te komen met behulp van zelf gevonden regelgeving, jurisprudentie en wetenschappelijke literatuur. Kennis, theorie, inzicht en vaardigheden moeten methodologisch worden toegepast en mede via een kritische oordeelsvorming beargumenteerd tot uitdrukking worden gebracht in een helder wetenschappelijk betoog van 10.000 à 15.000 woorden (inclusief noten en exclusief literatuurlijst).