Law and Society (MSc)
Studieprogramma
Het curriculum biedt studenten de conceptuele benaderingen en kwalitatieve empirische onderzoeksmethoden die nodig zijn om het recht in context te analyseren. Gespecialiseerde keuzevakken stellen studenten in staat zich verder te verdiepen en te richten op specifieke gebieden van juridische praktijk, zoals juridische mobilisatie, regelgeving en naleving.
Voltijdsprogramma
Het programma wordt voltijds aangeboden (één academisch jaar) met daglessen. Elke cursus wordt afgesloten met een examen, meestal in de vorm van een essay of een andere schriftelijke opdracht. Van je wordt verwacht dat je regelmatig bijdraagt tijdens de cursussen en je wordt geacht zowel mondelinge als schriftelijke presentaties voor te bereiden, in zowel individuele als groepsopdrachten.
Semester 1
Dit vak introduceert studenten in de belangrijkste vraagstukken, theorieën en concepten binnen de studie van recht en samenleving. Drie overkoepelende vragen staan centraal in dit vak: Hoe verschilt het geschreven recht van het toegepaste recht? Hoe beïnvloeden recht en juridische instituties sociale relaties en de verdeling van macht binnen de samenleving? En ten slotte, hoe beïnvloeden sociale relaties en bestaande machtsverhoudingen de totstandkoming, het behoud en de verandering van recht en juridische instituties?
Bij het overwegen van deze drie vragen richt het vak zich op thema’s die in latere vakken terugkomen, waaronder maar niet beperkt tot wetgeving, de uitvoering en handhaving van wetten, de oplossing van geschillen binnen en buiten de rechtbank, het bestaan van meerdere normatieve systemen binnen één land, en de manier waarop sociale bewegingen en NGO’s het recht mobiliseren om sociale veranderingen te realiseren. Het vak richt zich op actuele casussen in zowel het globale Noorden als het globale Zuiden. Daarnaast beoogt het vak studenten bewust te maken van de verschillende lagen – subnationaal, nationaal, regionaal en internationaal – die invloed hebben op de totstandkoming en het functioneren van recht en juridische instituties. Ten slotte traint het vak studenten in de methodologische evaluatie van sociaal-juridisch onderzoek.
In dit vak leren studenten hoe ze de aanwezigheid van normatieve systemen, anders dan die van de staat, kunnen analyseren en begrijpen, evenals de aard en werking ervan en de interactie met de staat en de samenleving. In hoeverre bieden deze systemen een levensvatbaar alternatief voor het staatsrecht en hoe beïnvloeden ze de legitimiteit van, toegang tot en het gebruik van staatsrecht? Dergelijke niet-statelijke normatieve systemen omvatten gewoonterecht, religieus recht (met name islamitisch recht), maar ook allerlei sociale normen die bijvoorbeeld in beroepsorganisaties, sektes, industrieën, enz. bestaan.
Juridisch pluralisme kan het gevolg zijn van de oplegging van koloniale wetten aan samenlevingen met inheemse rechtsstelsels, de voortdurende gehechtheid van immigrantengroepen aan hun eigen normatieve systemen, of de staatsregulering van een groep met een eigen normatief ordeningsprincipe. Het vak bouwt voort op en breidt de kennis van concepten en theorieën uit in de juridische antropologie en de sociologie van recht, en introduceert het concept van semi-autonome sociale velden als een hulpmiddel om het gedrag van mensen in normatief pluralistische velden te beschrijven en te begrijpen, waarbij dit gedrag wordt gerelateerd aan vragen over de legitimiteit van de verschillende bestaande autoriteitsstructuren.
De semi-autonomie van sociale velden, die hun eigen normatieve ordeningen genereren en handhaven, vormt een serieuze uitdaging voor het idee van juridische engineering, namelijk het veranderen van de samenleving door middel van de totstandkoming van nieuwe (staats)wetgeving. Lokale autoriteitsstructuren, of ze nu van gewoonterecht, religieus of heterogeen van aard zijn, beschikken vaak over een lokale aanhang en legitimiteit die staatsinstellingen niet bezitten. Staten moeten omgaan met situaties van juridisch pluralisme en de uitdagingen die ze stellen voor de soevereiniteit en juridische suprematie van de staat. Het kan ook het geval zijn dat lokale leiders veel lokale legitimiteit hebben verloren, maar door de staat in stand worden gehouden.
Het vak behandelt de methoden van incorporatie en de effecten van de erkenning van niet-staatlijk recht binnen het politieke, juridische en institutionele kader van de staat. Het behandelt ook in hoeverre en hoe internationale en nationale pogingen tot goed bestuur, democratisering en juridische hervorming rekening houden met de niet-statelijke waarden, normen en praktijken van de betrokken samenlevingen. De polariserende vraag over de rol van de sharia in westerse landen maakt duidelijk dat dit een kwestie van wereldwijde relevantie is. Studenten worden getraind om juridisch pluralistische situaties te analyseren en om verschillende soorten rechtsstaat- en overgangsrecht-interventies in dergelijke situaties te evalueren.
Dit vak onderzoekt het proces van beleid- en wetgevingstrajecten door kritisch te kijken naar en de onderliggende rationales en beslissingen te bevragen die ervoor zorgen dat recht wordt gekozen als instrument om maatschappelijke problemen aan te pakken. Het vak richt zich voornamelijk op wetten en beleidsmaatregelen die zijn opgesteld als reactie op wat tegenwoordig wordt beschouwd als een zeer urgente sociale bedreiging: internationale en binnenlandse terrorisme.
Door te focussen op dit 'extreme' geval van wetgeving tegen terrorisme, onderzoekt het vak hoe succesvol wet- en regelgeving kan zijn in het vervullen van verschillende belangrijke functies: het toewijzen van gezag, het definiëren van relaties, het oplossen van conflicten, het aanpassen aan sociale veranderingen en het bevorderen van sociale solidariteit. Het zal de aard en de beperkingen van regels en regulaties beoordelen en alternatieve perspectieven op sociale controle en maatschappelijke verandering overwegen.
Wetgeving is vaak het resultaat van grassroots- of bottom-up processen, waarbij maatschappelijke eisen worden geuit door middel van collectieve actie en vervolgens worden opgevoerd naar een hoger politiek en administratief niveau. In tegenstelling hiermee kunnen wetgevende initiatieven ook het resultaat zijn van elitistische agenda's die ver van het publieke oog worden uitgevoerd. Een ander belangrijk aspect van wetgeving waar studenten meer over leren, is hoe het sociaal-analyse of oordeel over problemen door betrokkenen omvat, en hoe dit vervolgens wordt vertaald in normatieve regels.
Daarnaast maakt het wetgevingsproces deel uit van de analyse of de nieuwe juridische regels in overeenstemming zijn met de reeds bestaande regels (inclusief mensenrechten). Het vak besteedt aandacht aan de 'toolboxen' van kwaliteitscontrole-instrumenten die wereldwijd zijn ontwikkeld en die tijdens het wetgevingsproces kunnen worden gebruikt. Een derde thema is hoe etnografieën van wetgevingsprocessen kunnen worden gebruikt om de bredere aannames van politieke en overheids elites over het recht en de werking ervan in de praktijk bloot te leggen.
Vanuit een criminologisch en rechts-sociologisch perspectief behandelt het vak de sociale en juridische dilemma’s waarmee politieke en juridische instellingen worden geconfronteerd bij het regeren van de internationale dreiging van (transnationaal) terrorisme, het waarborgen van veiligheid en het omgaan met internationale en nationale crises aan de ene kant, en het beschermen van de rechtsstaat in een democratische, maar complexe samenleving aan de andere kant.
Hoewel wetten worden gemaakt door wetgevers, zijn het de ambtenaren die deze wetten uitvoeren in de interactie met burgers. Bij het toepassen van de wet behandelen 'straatniveau-bureaucraten' niet altijd vergelijkbare gevallen op dezelfde manier. Dit vak laat zien hoe de ambiguïteit van juridische regels, situaties van juridische pluraliteit (of de co-existentie van meerdere rechtsordes) en de toekenning van discretie door wetgevers aan bureaucraten deze ongelijkheid mogelijk maken.
Het vak onderzoekt vervolgens de verschillende patronen van ongelijke behandeling die ontstaan en overweegt verklaringen voor deze ongelijkheid. Studenten worden bekendgemaakt met verklaringen die op het niveau van instellingen opereren, zoals organisatorische culturen, en op het niveau van individuele besluitvormers. Casusmateriaal zal zich concentreren op verschillende soorten bureaucraten in verschillende landen, waaronder maatschappelijk werkers, griffiers en wetshandhavers – zowel publiek als privé. Daarnaast zal het vak ingaan op kaders voor het verklaren van niet-naleving van regels, waarbij de lens verschuift naar het perspectief van de ontvangers van uitvoerende instellingen.
Het vak combineert meer theoretisch georiënteerde colleges, die de contouren en kaders schetsen waarmee de heerschappij van de mens kan worden beschouwd, met colleges die zich richten op specifieke casestudy's. In de laatste zullen gastdocenten voorbeelden uit hun onderzoek of praktijk delen in het tweede uur van de les.
Dit vak is bedoeld om studenten te leren hoe ze een goed doordacht en goed geschreven thesisvoorstel kunnen opstellen. Studenten krijgen een supervisor toegewezen op basis van hun onderzoeksonderwerp (gecombineerd met de beschikbaarheid van personeel) en worden gegroepeerd met medestudenten die zich richten op vergelijkbare onderwerpen. De klassen bestaan uit maximaal tien studenten en worden georganiseerd door dezelfde persoon die ook de thesis superviseert.
Het vak omvat vijf bijeenkomsten in vijf opeenvolgende weken. Elke week bereidt de student een opdracht voor, die in de klas wordt besproken. Elke opdracht richt zich op een specifiek onderdeel van het voorstel en bouwt voort op de vorige opdrachten. De opdrachten worden individueel gemaakt, gericht op de persoonlijke thesisverkenning van de student. Naast de opdrachten gebruiken studenten deze periode om literatuur te lezen die aan de bibliografie van hun eigen project kan worden toegevoegd. De bijeenkomsten worden gebruikt om input te ontvangen over hun eigen werk en om te leren door het werk van medestudenten te reflecteren. Uiteindelijk hebben studenten een volledig concept van hun thesisvoorstel. Dit voorstel moet goedgekeurd worden door de eerste en tweede supervisor voordat studenten verder kunnen gaan met hun thesis. Binnen de tijdlijn van het Thesisvoorstel is een Arbeidsmarkt Oriëntatie-oefening opgenomen, die studenten begeleidt in hun toekomstige carrièremogelijkheden.
Semester 2
Hoewel de term 'alternatieve geschillenbeslechting' suggereert dat rechtbanken de primaire plaats voor geschillenbeslechting zijn, is dit in feite nooit het geval. Als geschillen überhaupt de rechtbank bereiken, hebben ze bijna altijd lange trajecten doorgemaakt om daar te komen – de meeste geschillen zijn veel eerder langs de weg opgelost of 'samengevoegd'. Dit vak onderzoekt de verschillende trajecten die geschillen kunnen volgen, de opties die burgers hebben om deze op te lossen, de keuzes die zij maken, en de formele en informele fora voor geschillenbeslechting die beschikbaar zijn.
Er wordt bijzondere aandacht besteed aan de verschillende sociale contexten waarin burgers opereren en hoe deze de keuzes die zij maken beïnvloeden. Studenten leren ook over het belang voor de staat om controle uit te oefenen over geschillenbeslechting en de rol die rechtbanken hierin spelen. Staatsrechtbanken moeten vaak concurreren met niet-statelijke instellingen voor geschillenbeslechting. Controle over geschillenbeslechting is niet alleen een manier voor de staat om zijn legitimiteit te versterken door geschillen op te lossen die lokaal niet kunnen worden opgelost, maar ook een manier om te bepalen welke regels worden gehandhaafd in geschillenbeslechting. Dit is een belangrijke sleutel tot het beheersen van sociale relaties en/of praktijken, maar is vrij gecompliceerd in landen waar een aanzienlijk deel van de geschillen wordt verwerkt in niet-statelijke 'rechtbanken' of geschillenbeslechtingsinstellingen.
Aan het einde van het vak schrijven studenten een beoordeling over een rechtsgebied in een bepaald land, met als doel te bepalen of de bestaande vormen van geschillenbeslechting effectief zijn en waar interventies mogelijk zijn.
Dit vak biedt een introductie tot kwalitatieve en kwantitatieve methoden van sociaal-juridisch onderzoek. We beginnen met het onderscheid tussen methoden (hoe doe je je onderzoek) en methodologie (waarom doe je je onderzoek op een bepaalde manier en hoe verhoudt dit zich tot verschillende theoretische benaderingen). Studenten maken kennis met enkele van de belangrijkste methodologieën die door sociaal-juridisch onderzoekers worden gebruikt. Ze leren de basisprincipes van het gebruik van kwalitatieve en kwantitatieve methoden voor gegevensverzameling, waaronder interviews, participant observatie, enquêtes, archiefonderzoek en het bestuderen van rechtbankdocumenten. Studenten leren hoe ze dergelijke data kunnen analyseren met behulp van kwalitatieve en kwantitatieve data-analysetools.
Studenten oefenen enkele van deze methoden door zelf korte opdrachten uit te voeren, maar werken ook samen in teams om kruisbestuiving te bevorderen: Studenten met een juridische achtergrond werken samen met studenten met een sociaalwetenschappelijke achtergrond, en studenten met een meer kwantitatieve achtergrond worden gekoppeld aan studenten die zijn opgeleid in een meer kwalitatieve/ethnografische traditie.
Op deze manier leren de studenten natuurlijk van elkaar en zien ze hoe beide perspectieven elkaar aanvullen bij het proberen te begrijpen en te verklaren van de ontwikkeling en de effecten van recht in de samenleving. De methoden die in dit vak worden besproken en geoefend, zullen worden gebruikt tijdens de opdrachten voor de volgende vakken. Gedurende het vak verwijzen docenten naar concrete ervaringen van het uitvoeren van empirisch onderzoek en bespreken ze de uitdagingen die ze tegenkwamen.
Het schrijven van een thesis is het eindproject in de masteropleiding Law and Society. Het brengt eerder verworven vaardigheden samen, zoals het identificeren van relevante Law and Society-vraagstukken, het toepassen van concepten en theorieën op sociaal-juridische uitdagingen, schriftelijke presentatievaardigheden en het formuleren van een autonome en onderbouwde argumentatie, allemaal in één enkel project. Het fungeert als bewijs van academische competentie. Het schrijven van een thesis wordt over het algemeen beschouwd als een van de moeilijkste onderdelen van het volgen van een masteropleiding, maar het kan ook veel plezier opleveren.
Je kunt twee van de volgende vier keuzevakken kiezen:
Dit vak heeft als doel studenten de tools te geven om strategisch na te denken en te handelen bij het bevorderen van mensenrechten. Onder welke voorwaarden kan mensenrechtenactivisme effectief zijn? Wanneer is het zinvol om een rechtszaak aan te spannen en wanneer zijn andere vormen van pleitbezorging waarschijnlijker om de gewenste resultaten te bereiken? En als men kiest voor rechtszaken, hoe pak je dit dan daadwerkelijk aan?
Bouwend op de inzichten die studenten hebben opgedaan tijdens het vak Making Human Rights Work, zal dit vak dieper ingaan op de literatuur over juridische mobilisatie en wat we hiervan kunnen leren voor de bevordering van mensenrechten. We bespreken andere vormen van pleitbezorging, de voor- en nadelen ervan, en bekijken casestudy’s om deze inzichten toe te passen op actuele mensenrechtenkwesties, zoals vrouwelijke genitale verminking (FGM) en onteigening.
In het tweede deel van het vak verschuift de focus naar de praktijk van mensenrechtenlitigatie: hoe voer je zulke procedures, maar ook welke acties buiten de rechtbank kunnen de litigatie ondersteunen om de maximale impact te bereiken? Via casestudy’s onderzoeken we verschillende vormen van strategische rechtszaken in uiteenlopende contexten en fora, met betrekking tot diverse mensenrechtenkwesties, om gebieden van vooruitgang en impact te identificeren, evenals valkuilen en beperkingen. Er is bijzondere aandacht voor de factoren die het litigatieproces en de impact ervan hebben beïnvloed, waaronder de strategieën van verschillende actoren. Het uiteindelijke doel is om studenten meer bewust te maken van de mogelijkheden en beperkingen van mensenrechtenbenaderingen voor echte maatschappelijke problemen, en hen de tools te bieden om op een betekenisvolle manier bij te dragen aan de bevordering van mensenrechten.
Migratie en (grensoverschrijdende) mobiliteit zijn fenomenen die altijd hebben bestaan, maar in de recente decennia van versnelde globalisering en toenemende transnationale interacties zijn ze prominenter geworden. De zogenaamde Europese vluchtelingencrisis is een belangrijk en recent voorbeeld van de tragische en complexe dynamiek van migratie en grensoverschrijdende mobiliteit.
Dit vak biedt een brede sociaal-juridische, multilevel en multidisciplinaire theoretische benadering van de regulering van de beweging van mensen wereldwijd. Er wordt evenveel aandacht besteed aan Zuid-Zuid-migratie, Zuid-Noord-migratie als migratiepatronen waarbij migranten geen internationale grens overschrijden.
Het vak begint met een onderzoek naar theoretische benaderingen van wereldwijde bewegingen van mensen, inclusief de relatie en interactie tussen staatssoevereiniteit en burgerschap, en individuele rechten. Vervolgens wordt ingegaan op enkele van de onderliggende oorzaken van grensoverschrijdende mobiliteit: waarom besluiten mensen zich te verplaatsen? Welke opties hebben ze als vrijwillige migranten en welke als gedwongen migranten? Wat is het verschil tussen deze categorieën en maakt dat uit? En welke implicaties heeft mobiliteit voor de toegang tot recht en andere basisvoorzieningen? Deze vragen worden onderzocht aan de hand van een aantal actuele gevallen van mobiliteit, met name in Afrika en Azië. Beide regio's staan traditioneel bekend om hoge niveaus van mobiliteit, zowel grensoverschrijdend als binnen grenzen.
Daarnaast behandelt het vak manieren waarop zowel Westerse als niet-Westerse landen omgaan met dergelijke bewegingen van mensen en de uitkomsten daarvan, waaronder hoe migratie, religieuze en culturele diversiteit en terrorisme worden beheerd. Het vak maakt gebruik van theorieën en praktijkinzichten om studenten vertrouwd te maken met actuele debatten, kritische (mensenrechten) kwesties, en alternatieve mogelijkheden voor het beheer van (grensoverschrijdende) mobiliteit en pluri-legale uitdagingen. Het vak vergroot het bewustzijn van de uitdagingen van migratie en grensoverschrijdende mobiliteit in een globaliserende wereld, zowel voor de migranten zelf, gastgemeenschappen als nationale overheden en supranationale instellingen.
Dit vak onderzoekt de evolutie van verschillende ideeën over regulering en naleving, zowel vanuit een governance-perspectief als vanuit een corporatief gezichtspunt. Het begint met reguleringstheorie om de verschillende instrumenten en opties te analyseren die beschikbaar zijn om verschillende aspecten van de samenleving te reguleren (reguleringontwerp).
Het reguleringsveld heeft een verschuiving doorgemaakt van command and control door nationale overheden naar een grotere diversiteit aan betrokken actoren, een breder scala aan sturingswijzen en de toenemende betekenis van bestuursniveaus anders dan de natiestaat (zowel gedecentraliseerd als supranationaal bestuur).
Het vak gaat verder met het onderzoeken van hoe zowel toezichthouders als bedrijven omgaan met de regulerende normen. Er wordt gekeken naar handhavingsstijlen, nalevingsmanagementsystemen en casestudy's van bedrijven die betrokken zijn geweest bij grootschalige overtredingen (capaciteit, prikkels, bedrijfscultuur, verschillende rollen en posities binnen het bedrijf).
Tot slot richt het vak zich op maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO), de (historische) ontwikkeling van het concept in verschillende regio's, de nationale en mondiale juridische kaders die van toepassing zijn, de betrokken belanghebbenden en de sociale en juridische vraagstukken die ontstaan wanneer wereldwijde bedrijven opereren in nationale economieën. Er zullen concrete casestudy's worden gepresenteerd uit verschillende landen en regio's.
Elke natie heeft zijn eigen donkere hoofdstukken uit de geschiedenis, en ook Nederland en Bosnië en Herzegovina vormen daarop geen uitzondering. In deze cursus richten we ons op gewapende conflicten die hebben geleid tot de ergste bloedbaden in Europa na de Tweede Wereldoorlog: de Bosnische oorlog van 1992-1995. We focussen specifiek op de genocide in Srebrenica van juli 1995, waarbij meer dan 8000 Bosnische moslimmannen en -jongens werden gemassecreerd, ondanks de aanwezigheid van de VN-Nederlandse bataljonstroepen (Dutchbat), die verantwoordelijk waren voor de beveiliging van de enclave Srebrenica. In 2001 stelde het Internationaal Straftribunaal voor het voormalige Joegoslavië in Den Haag (opgericht in 1993) vast dat de massamoorden in Srebrenica een genocide vormden, en het heeft de daders berecht en vonnissen uitgesproken. Ook nationale rechtbanken in Bosnië en Herzegovina proberen oorlogsmisdadigers. Brengen deze uitspraken gerechtigheid en de rechtsstaat? En wie beslist hierover? Internationale actoren? Jij? Een overlevende van de Bosnische oorlog/genocide? In deze cursus reflecteer je op de betekenis van gerechtigheid en de rechtsstaat door schriftelijke en visuele materialen te analyseren, maar vooral door Bosnische oorlogs- en genocideoverlevenden te ontmoeten en te interviewen in Bosnië en Herzegovina tijdens een veldwerkperiode van ongeveer 7 dagen.
Cursusoverzicht