Hoe de Arabieren de controle kregen over Egypte
Hoe ontwikkelde Fustat zich tussen 640 en 750 tot hoofdstad van Egypte? Egypte was toen een provincie van het islamitische rijk, het kalifaat, dat de profeet Mohammed begonnen was. Arabist Jelle Bruning gebruikte bronnen die tot een nieuwe kijk op de stad leiden. Promotie op 2 april.
Islamitische garnizoensstad
Fustat werd in 641 vrijwel meteen na de inname van Egypte door de Arabieren gesticht als islamitische garnizoensstad. Deze was strategisch gelegen op het punt waar de Nijlvallei overgaat in de Nijldelta. Mohammed was tien jaar eerder overleden. Maar de veroveringen gingen ook na zijn dood in een ijzingwekkend tempo door, tot een door moslims gedomineerd gebied was ontstaan dat zich op het hoogtepunt uitstrekte van India tot het Iberisch schiereiland.
Alleen oorspronkelijke bronnen
In de ontwikkeling van Fustat worden drie periodes onderscheiden: 640 tot 660, 660 tot 700 en 700 tot 750. ‘In het onderzoek tot nu toe ligt de nadruk op de eerste en de laatste periode’, vertelt Bruning. ‘In de eerste periode komen de Arabieren, in de laatste begint een belangrijk proces van arabisering en islamisering. Maar de tweede periode is net zo interessant, zo blijkt uit mijn onderzoek. Je ziet dat de macht steeds meer centraal in handen van de Arabieren komt, waarbij ze gebruik maken van bestaande structuren.’ Bruning beperkte zich zoveel mogelijk tot oorspronkelijke bronnen als documenten, (bouw)inscripties en archeologische artefacten. ‘In veel onderzoek worden pas later geschreven bronnen gebruikt waarachter echter vaak een verborgen politieke agenda schuil gaat. Bijvoorbeeld met betrekking tot de politiek van de kaliefen, de opvolgers van Mohammed.’ Oorspronkelijke bronnen tonen zonder tussenkomst het begin van de islamitische maatschappij in Egypte.'
Sterkere Arabische controle
In de eerste periode na de inval van de Arabieren was het effect van de nieuwe heersers op het dagelijks leven klein. De bestaande bestuurlijke structuren buiten Fustat bleven intact en gedomineerd door lokale niet-Arabische notabelen. Bruning: ‘Het Arabische bestuur van Egypte, dat in Fustat zetelde, heerste op eenzelfde manier over de Arabische soldaten. De sociale en politieke structuren die de lokale Arabieren op het Arabisch Schiereiland hadden gekend, bleven voor een groot gedeelte onveranderd, ook in een pas gestichte garnizoensstad als Fustat. Stammen hadden hun eigen wijken en stamhoofden vormden de schakel tussen de Arabische bestuurders en het Arabische volk. Kenmerkend voor die tweede fase is dat de Arabische bestuurders ondertussen wel de macht steeds meer naar zich toe trokken.’
Overname belastinginning
De Arabieren namen ook het bestaande belastingsysteem over, al inden Arabische soldaten soms ook geld ad hoc wanneer zij dat nodig hadden om van te leven. In de tweede periode veranderde dit langzaam. Het Arabisch bestuur in Fustat begon functies, en dus macht, naar zich toe te trekken. Als gevolg hiervan kreeg Fustat steeds meer een centrumfunctie. Via munten en publieke teksten propageerden de Arabieren hun macht.
Liever geen contact
In feite werden de oorspronkelijke bewoners geleidelijk door allerlei maatregelen naar de zijlijn gedirigeerd. Afgezien van het feit dat steeds minder functies voor hen open stonden, betaalden ze ook meer belasting dan de Arabieren die zich in het kielzog van de verovering in de stad vestigden. ‘Contact tussen de Arabieren en de autochtonen werd in eerste instantie door het centrale gezag ook niet aangemoedigd’, aldus Bruning. ‘Als reactie op de uitsluiting kozen autochtonen voor de islam, of zochten ze aansluiting bij de stamhoofden die nog steeds enige invloed hadden, of bij belangrijke personen.’ In de derde fase trokken Arabieren in groteren getale naar het Egyptische platteland en begon een proces dat na veel eeuwen verdere ontwikkeling van Egypte een arabischtalig en islamitisch land zou maken.
(1 april 2014 / CH)
Stad in brand
Fustat, dat in zijn topjaren 200.000 inwoners had, zou niet het eeuwige leven hebben. Een aantal eeuwen later, in 1168 werd de stad in opdracht van de vizier die de stad namens de kalief bestuurde, in brand gestoken. Dit om te voorkomen dat de schatten van de stad in handen zouden vallen van de oprukkende kruisvaarders, op weg naar Jeruzalem. Nu is het gebied een wijk van de huidige Egyptische hoofdstad Caïro: Oud-Caïro. Slechts hier en daar zijn nog resten van de vroegere stad zichtbaar.