
‘Het aantal mogelijke schaakpartijen is bijna eindeloos’
Nieuw boek brengt vakdidactiek en pedagogiek samen
In het boek ‘Onderwijs op koers houden’ zijn voor het eerst vakdidactiek en algemene pedagogiek samengebracht in één visie op goed onderwijs. Het resultaat is een pedagogisch-didactisch kompas, een praktisch model dat docenten, schoolleiders en beleidsmakers helpt betere keuzes te maken.
‘Je kunt dit boek zien als een kompas voor het onderwijs’, aldus Fred Janssen, een van de auteurs. Hij is wetenschappelijk directeur en hoogleraar bij het ICLON, Universiteit Leiden en schreef het boek samen met drie andere onderwijskundigen. Het boek biedt een kader om te bepalen wat goed onderwijs is.
Vakdidactiek en pedagogiek samengebracht
‘Algemene pedagogiek draait om brede vorming. Het doel is om mensen in te leiden in kennis voor het nemen van zelfstandiger beslissingen. Dit doen ze voor hun eigen leven én voor de samenleving. Maar hiervoor moeten ze verschillende denkvormen leren kennen, want deze bepalen hoe je situaties bekijkt en begrijpt.
Vanuit de vakdidactiek noem ik deze denkvormen 'perspectieven'. De verbinding tussen vakdidactiek en algemene pedagogiek was nooit eerder gelegd. De theorieën van algemene pedagogiek voegen een breder kader toe aan deze perspectieven.’
Wat is goed onderwijs?
‘Het denken over wat goed onderwijs is kent twee historische periodes. Vóór de Verlichting (achttiende-eeuwse filosofische stroming in Europa die uitging van de rede, red.) was onderwijs vooral gericht op de traditie voortzetten. Een timmermanszoon werd timmerman. Dit gold ook voor geloof en andere tradities. Daarna veranderde dit. Door onderwijs moesten mensen juist kritisch leren kijken naar hun achtergrond. Met algemene inzichten en kennis over de wereld werd de eigen traditie of het eigen geloof verrijkt. Zo konden mensen zelf hun toekomst bepalen.’
Leraar, leerling en leerstof
‘De pedagogische driehoek vormt al eeuwenlang de basis van goed onderwijs. Hierbij zijn leraar, leerlingen en leerstof de punten van de driehoek, die in balans moeten zijn. Het model in het boek schrijft niet precies voor wat je moet doen. Het toont wel aan wat geen goed onderwijs is. Als je bijvoorbeeld eenzijdig op de relatie leraar-leerling zit zonder aandacht voor de inhoud is het geen onderwijs. Eenzijdig de leerstof onderwijzen zonder rekening te houden met de leerling is geen onderwijs. En als de leerling eenzijdig met de stof bezig is zonder deskundige hulp van de docent, is het ook geen onderwijs.’
Spelregels
‘Wij hebben de voorwaarden voor goed onderwijs volgens het PDI-model (pedagogisch-didactisch instrument) uitgewerkt. Het model heeft drie onderdelen:
- Doelen van de les
- Voorwaarden voor goed onderwijs
- Concrete activiteiten
Daarbinnen is veel ruimte voor eigen invulling. Aan de ene kant is het model heel streng. Bepaalde excessen verbiedt het. Daar staat tegenover dat het ook liberaal is omdat je er op heel veel verschillende manieren onderwijs mee kan geven. Het geeft een aantal spelregels voor onderwijs. Als je bij bijvoorbeeld schaken niet volgens de spelregels speelt, ben je niet meer met schaken bezig. Aan de andere kant creëren spelregels heel veel mogelijkheden. Het aantal mogelijke schaakpartijen is bijna eindeloos.
Dit boek is bedoeld voor leraren, om lessen en lessenseries mee te maken. Maar het is ook geschikt voor schoolleiders die een curriculum willen bepalen of een schoolvisie willen ontwikkelen. Ook voor bestuurders is het nuttig: hoe moet je richting geven aan het onderwijs in Nederland? Eigenlijk moet iedereen dit boek onder zijn kussen hebben.’