Als ouder heb je veel invloed op de angst van je kind (al hoef je daar niet bang van te worden)
Hoe dragen ouders via lichaamstaal en woorden angst over op hun kind? Dat onderzocht psycholoog Cosima Nimphy voor haar promotieonderzoek. Uit experimenten bleek dat kinderen van angstige ouders niet gevoeliger zijn om die angst van hun ouder over te nemen.
Voor het eerst alleen naar school fietsen, bij een nieuw vriendje spelen of door het diepe gat voor het zwemdiploma: nieuwe situaties zijn goed voor de ontwikkeling van kinderen. Tegelijkertijd kan het onbekende ook gevaarlijk zijn: niet elke buurman is te vertrouwen, en in je eentje ’s avonds door een donker steegje naar huis wandelen is niet altijd een goed idee.
Angst afkijken
‘Inschatten of een nieuwe situatie te veilig is, doen we voor een groot deel via onze ouders. We kijken hoe zij zich gedragen, of luisteren naar hun waarschuwingen. Dat heet in de literatuur social fear learning,’ vertelt Cosima Nimphy, die als psycholoog onderzoek doet naar de overdracht van angst van ouder op kind. 'Dit mechanisme is handig. Als we eerst alles zelf moeten proberen voor we weten of iets veilig is, zou dat veel ellende opleveren. Maar soms kun je als ouder ook angst overbrengen die niet gegrond is, waardoor je kind nieuwe situaties vermijdt en angstklachten kan ontwikkelen.’ Hoe groot is die impact van ouders op de angst van hun kind? En welke factoren maken sommige kinderen gevoeliger voor de angst van hun ouders? Dat onderzocht Nimphy voor haar promotieonderzoek. Op 24 januari verdedigt ze haar proefschrift Led by Example: Fear Transmission from Parents to Children via Social Fear Learning Pathways.
Bang voor een vreemde?
Nimphy en haar collega’s deden onder andere een experimentele studie naar de overdracht van sociale angst. ‘Veel onderzoek naar social fear learning is gericht op nieuwe situaties of bijvoorbeeld een nieuw soort speelgoed, maar nog weinig op sociale situaties. Terwijl sociale angst bij zowel ouders als kinderen een groot probleem is, en we weten dat sociale angst ook deels via ouder op kind wordt overgebracht.’ Kinderen van gemiddeld elf jaar bezochten het lab met een ouder. Op twee momenten kwam er een onbekend persoon de ruimte in. Ouders werden vooraf geïnstrueerd om over de ene persoon iets positiefs te zeggen, en over de andere persoon iets negatiefs. Daarna werd het kind kort alleen gelaten met de ene vreemdeling, en daarna de andere. Ondertussen werden bij de kinderen fysieke angstreacties gemeten, zoals hartslag.
Geen fysieke angst
Naderhand rapporteerden ze zelf hoe angstig ze zich voelden. Nimphy: ‘De kinderen rapporteerden gemiddeld meer angst over de persoon over wie hun ouders een negatieve opmerking had gemaakt, dan degene over wie ze iets positiefs hadden gezegd.’ Opvallend: die angstreactie was niet terug te zien in de fysieke metingen. Ook vertoonden deze kinderen geen angstiger gedrag tegenover de vreemde, bijvoorbeeld vermijden of wegkijken. ‘We hebben niet onderzocht hoe dit komt, maar een mogelijke verklaring is dat angst zich pas manifesteert in je lichaam nadat je herhaaldelijk bent gewaarschuwd,’ legt Nimphy uit. ‘Of dat mensen als minder fysiek bedreigend worden ervaren dan bijvoorbeeld vreemde dieren.’
Kinderen van angstige ouders niet gevoeliger
In hun experiment keken de onderzoekers ook of kinderen van ouders die zelf sociale angstklachten hadden, gevoeliger waren voor de overdracht van die angst. Dit bleek, verrassend genoeg, niet het geval. Ook waren kinderen met een angstiger en geremder temperament niet gevoeliger voor de signalen van hun ouders dan niet-angstige kinderen. ‘Dit is in bepaald opzicht ook een geruststellend resultaat,’ vertelt Nimphy. ‘Want het betekent dat wat meer angstige kinderen niet direct sterker worden beïnvloed door negatieve instructies van hun ouders. En dat het misschien meer om de herhaling gaat, van vele negatieve opmerkingen over langere tijd.’
Woorden doen ertoe
Want dat de woorden en uitdrukkingen van ouders impact hebben, weet Nimphy zeker. Voor haar proefschrift deed ze ook meerdere meta-analyses van eerdere studies naar angstoverdracht bij kinderen. Daaruit trok ze de conclusie dat de woorden die je als ouder zegt, ertoe doen. Op alle leeftijden: de groepen die in de meegenomen studies zijn onderzocht varieerden tussen de 6 maanden en 18 jaar. ‘Negatieve boodschappen van ouder op kind hadden een groot effect op de angst van hun kind, zelfs al na enkele keren,’ zegt ze.
Bewust van eigen angst
Reden dus om je, als ouder, bewust te zijn van je lichaamstaal en woorden in nieuwe situaties. Juist als je zelf angstiger bent aangelegd en bijvoorbeeld geneigd bent onbekende situaties te vermijden. ‘Een tip is om, als je weet dat je zelf angstiger bent, een nieuwe situatie eerst zelf aan te gaan Of met iemand met wie je je vertrouwd voelt.’ Maak bijvoorbeeld al een ritje in de achtbaan te maken voor je er met je kind in gaat, of neem een kijkje in de nieuwe klas van je kleuter voor de eerste schooldag. Als jullie dan samen gaan ben je waarschijnlijk meer ontspannen. Tot slot benadrukt Nimphy: ‘Onthoud ook dat angst laten zien helemaal niet erg is, en dat die angst overdragen in genoeg situaties ook behulpzaam is.’
Weerbaarheid als bescherming tegen angst
Sinds januari 2024 werkt Cosima Nimphy als universitair docent. Als vervolg op haar promotietraject richt ze zich op de vragen: hoe voed je als ouder je kind weerbaar op? En welke beschermende factoren houden de ontwikkeling van angst tegen?
Nimphy’s promotieonderzoek is onderdeel van het onderzoeksproject BAT: Breaking the Transmission of Anxiety in the Family, geleid door Evin Aktar en Bernet Elzinga en Willem van der Does, allen werkzaam bij de afdeling Klinische Psychologie