Geef mij niet je angst
Wat doe je als kinderen vragen stellen over terrorisme, en kun je voorkomen dat ze bang worden? Evin Aktar, universitair docent Psychologie in Leiden, onderzoekt het met behulp van robots. Ze vertelt erover in alumnimagazine Leidraad.
U bent een angst-onderzoeker?
‘Dat klopt. Voor mijn promotie-onderzoek ging ik na hoe angst en bezorgdheid zich ontwikkelen bij kinderen van ouders met een angststoornis. Ik onderzocht hoe dit soort negatieve emoties worden overgebracht. Om dit te bestuderen, confronteerden we ouder en kind samen met een vreemdeling of een robot. Ouders kunnen hun angst overbrengen via non-verbale reacties, die als signaal dienen dat er iets mis is, of door in woorden te vertellen dat iets eng is, wat tot een nóg sterkere negatieve reactie bij kinderen kan leiden. We ontdekten dat hoe jonger kinderen zijn, hoe meer ze beïnvloed worden door gestreste, angstige reacties van hun ouders. Vooral tot één jaar oud is dit het geval. Als ze ouder worden en hun sociale netwerk uitbreiden, vormen ze hun eigen ideeën over hoe eng een persoon of een stuk speelgoed kan zijn, en neemt de invloed van een angstige ouder af.’
Wat kunnen we daarvan leren, gelet op de angst voor terrorisme?
‘Angst en bezorgdheid kunnen op twee manieren worden opgewekt: direct, door zelf een nare gebeurtenis mee te maken, of indirect via anderen, door zogeheten “sociaal leren”. Door dat mechanisme hebben wij mensen onze overlevingskansen kunnen vergroten, aangezien we kunnen leren van de negatieve ervaringen van anderen, zonder zelf rechtstreeks aan die bedreigingen bloot te staan. Maar onder bepaalde omstandigheden, zoals bij een terroristische aanval, kan sociaal leren leiden tot het verspreiden van angst. Onderzoek na 9/11 laat zien dat niet alleen mensen dicht bij het World Trade Center in New York last hadden van angstige gevoelens, maar mensen in heel de Verenigde Staten, door de verschrikkelijke beelden en door verhalen van slachtoffers. Dit is precies het doel van terroristen: zo veel mogelijk angst verspreiden.’
Dat komt dus ook door de media?
‘Ja. Dit soort negatieve beelden is erg krachtig. Ze werken in op het “oudere” deel van onze hersenen. Dat is het subcorticale deel, dat niet kan beoordelen of wat we zien onszelf ook daadwerkelijk overkomt. Tegelijkertijd wordt de activiteit van de cortex, het deel waar onze ratio zetelt, tijdelijk onderdrukt als we blootstaan aan heftige, emoties opwekkende beelden zoals die van terroristische aanslagen.’
Hoe moet je daar als ouder mee omgaan?
‘Je kunt bloederige beelden, zoals onthoofdingsvideo’s, het beste zoveel mogelijk vermijden. Dat geldt niet alleen voor je kinderen, maar ook voor jezelf. Maar in de gesprekken thuis moet je het onderwerp terrorisme zeker niet vermijden. Het is een natuurlijke reactie dat we onze kinderen willen beschermen door ze te vertellen dat ze veilig zijn, maar de waarheid verbergen is geen goed idee. Tieners krijgen sowieso het nieuws mee via social media of hun vrienden. Dan is het erg belangrijk om open en eerlijk te zijn. Anders zullen ze zich baseren op roddels of propaganda die ze horen van vrienden of die ze online lezen.’
Lees verder in Leidraad, het (gratis) alumnimagazine van de Universiteit Leiden.