Terug naar de toekomst: welk beeld van de toekomst hadden mensen tijdens de perestroika?
fotografie: Elif Kırankaya
In veel landen in Centraal- en Oost-Europa brak er eind jaren 1980 een periode van meer openheid aan. Wat deed dit met het toekomstperspectief van inwoners? En kunnen we iets leren uit deze periode voor onze huidige tijd? Universitair docent Dorine Schellens duikt de literatuur in om dit uit te zoeken.
Aan het eind van de vorige eeuw ondergingen verschillende Centraal- en Oost-Europese landen diepgaande maatschappelijke transformaties die leidden tot de ondergang van het communisme als dominante ideologie in deze regio. ‘We zijn hier vaak geneigd om de geschiedenis van de perestroika van een duidelijke begin- en einddatum te voorzien’, vertelt Schellens, ‘maar de uitkomst van deze ontwikkelingen was toentertijd onzeker. Je kunt deze periode dus ook als beginpunt van reflecties op iets nieuws zien. De afgelopen drie decennia hebben deze voormalige communistische landen maar ook het Westen zich opnieuw moeten definiëren.’
De reflectie op de gebeurtenissen tussen 1989 en 1991 kent echter nog te vaak een westers perspectief, vindt Schellens. ‘We stellen nauwelijks de vraag welke toekomstbeelden er in deze landen zelf opkwamen. Dat heeft als gevolg dat we bepaalde ontwikkelingen in het heden niet goed begrijpen of erdoor overvallen worden. Denk aan het stemmen op extreemrechtse partijen zoals de AfD in Oost-Duitsland. Ik denk dat we moeten terugkeren naar de periode van de jaren 1980 en 1990 om verklaringen hiervoor te zoeken’, vertelt Schellens. ‘Mensen hadden destijds allerlei voorstellingen over waar het met de maatschappij naartoe moest. Als één van die toekomstbeelden nu omhoogkomt, lijkt dat voor ons vaak plotseling, maar eigenlijk sluimeren ze vaak allang onder de oppervlakte.’
Sluimeren onder de oppervlakte
Eén van de plekken in de maatschappij waar reflectie geboden wordt op de toekomst is literatuur. ‘Ik wil weten wat er gebeurt op het moment dat een grote ideologie als het communisme ineens niet meer het enige mogelijke toekomstscenario is’, zegt Schellens. ‘De Oost-Duitse schrijfster Christa Wolf was bijvoorbeeld nog steeds overtuigd van het socialisme als betere samenlevingsvorm tijdens de val van de muur. Voor haar was het voortbestaan van de DDR logisch – maar dan wel in een democratische vorm. Het is heel interessant om te onderzoeken waar dat soort perspectieven uit voortkomen. Maar het kan ook openheid bieden. We lopen op dit moment vast in allerlei crises, van klimaat tot oorlog, zonder dat we weten hoe we onze toekomst anders zouden kunnen vormgeven. Soms lijkt het bijna alsof we vinden dat die al is voorbestemd. Dan kan het helpen om te zien dat toekomstbeelden historisch veranderlijk zijn en wij daar zelf een rol in spelen.’
Ander begrippenkader
In haar project maakt Schellens een vergelijking tussen Oost-Duitse en Russische literatuur en non-fictie. ‘Met de DDR heb je een land op de grens tussen het voormalige Westen en Oosten, Rusland is zijn grootte en invloed binnen de regio natuurlijk anders.’ Door juist die twee verschillende casussen te vergelijken, wil ze inzicht krijgen in de diversiteit van toekomsten in de voormalige communistische regio. ‘In beide landen hadden schrijvers een heel belangrijke stem. Enerzijds werd literatuur gezien als een socialistisch instrument om burgers op te voeden, anderzijds kon het instrument van kritiek zijn, zij het verhuld.
Schellens focust zich op de toekomstvisies die in literatuur, essays en cultuurtheorie van deze periode zichtbaar worden. ‘Ik wil weten wat de bandbreedte van toekomstvisies is en welke begrippen en theorieën er gebruikt werden om op de omwentelingen in de samenleving te reageren in essays of cultuurtheorie. We kijken nog te vaak met een Amerikaans of West-Europees begrippenkader naar andere werelddelen. Het zou mooi zijn om dat wat bij te stellen.’