Re-integratie (ex-)gedetineerde personen komt niet goed van de grond
Voor een succesvolle terugkeer naar de samenleving is het essentieel om al tijdens de gevangenisstraf te werken aan re-integratie. Maar in de praktijk krijgen lang niet alle gedetineerde personen goede ondersteuning hierbij. Dat blijkt uit een rapport van Leidse criminologen in opdracht van het WODC.
In het rapport Van Bajes naar Buiten, dat op 20 juni gepubliceerd is, staat de vraag centraal hoe gedetineerde personen de periode na een gevangenisstraf ervaren. De onderzoekers Jennifer Doekhie, Rosa Koenraadt en Anouk den Besten volgden voor deze studie intensief 100 (ex-)gedetineerde personen tijdens en na hun gevangenisstraf.
Re-integratieactiviteiten zijn bijvoorbeeld goede begeleiding en trainingen over werk en inkomen, het voorkomen van schulden of het vinden van huisvesting. Daarnaast kan het gaan om gedragsinterventies waarin gedetineerde personen beter leren omgaan met lastige situaties en het reguleren van agressie.
Kans op recidive
Rosa Koenraadt legt uit waarom tijdig werken aan een goede terugkeer naar de samenleving zo belangrijk is. ‘De kans op herhaling van strafbaar gedrag na een gevangenisstraf is groot: binnen twee jaar na vrijlating komt bijna de helft van de ex‑gedetineerde personen weer met justitie in aanraking en bijna 27% komt weer in detentie terecht.’ Om deze recidivecijfers te verlagen, werken de Dienst Justitiële Inrichtingen, reclassering (3RO) en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten nauw samen in het re-integratiebeleid.
Toegang tot re-integratieaanbod beperkt
Volgens dat beleid moeten gedetineerde personen al vanaf het begin van hun gevangenisstraf werken aan hun re-integratie. Maar volgens de respondenten uit het onderzoek blijkt dat er nauwelijks aanbod aan re-integratieactiviteitenis is als gedetineerden minder dan drie maanden in de gevangenis verblijven. Terwijl er juist binnen deze groep sprake is van (multi)problematiek, zoals problemen met verslaving, onderdak, op financieel en/of psychisch gebied.
‘Ex-gedetineerde personen ervaren weinig emotionele ondersteuning en voorbereiding op het leven buiten’
Deelname hangt af van goed gedrag
In Nederland verblijft slechts een derde van alle gedetineerde personen meer dan drie maanden in de gevangenis. Voor deze groep is er wel een uitgebreider aanbod aan ondersteuning en trainingen maar deelname hangt af van goed gedrag. Die voorwaarde werkt voor de zelfredzame personen maar een deel van de gedetineerde personen gedraagt zich (vaak vanwege hun complexe problematiek) onwenselijk. Het systeem zorgt er dus voor, aldus de onderzoekers, dat juist degenen die de ondersteuning het meest nodig hebben geen of nauwelijks toegang hebben tot re-integratieactiviteiten.
Vaak geen onderdak en inkomen
Bij vrijlating is het cruciaal dat tenminste vijf basisvoorwaarden op orde zijn: ID-bewijs, onderdak, inkomen, schuldenaanpak en zorg. Toch lukt dat niet voor een groot deel van de onderzochte (ex-)gedetineerde personen. Ruim de helft van de deelnemers aan dit onderzoek verlaat de gevangenis zonder inkomen uit werk of een uitkering. Ook heeft bijna een kwart na vrijlating geen onderdak. Soms hebben ze formeel wel (tijdelijk) onderdak via begeleid-wonen of inwoning bij vrienden of familie. Maar dat zijn geen duurzame oplossingen en die onzekerheid kan het recidiverisico verhogen. Bovendien melden ex-gedetineerde personen veelvuldig problemen met het verkrijgen van een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG), waardoor ze langere tijd geen werk en/of dagbesteding hebben. Dit ervaren ze als zeer belemmerend voor het re-integratieproces, aldus Jennifer Doekhie.
Wantrouwen door dubbele rol re-integratieprofessionals
(Ex-)gedetineerde personen hebben over het algemeen weinig vertrouwen in de betrokken instanties en de re-integratieprofessionals. Er bestaat onbegrip over hun dubbele rol. Zo bieden casemanagers in de gevangenis ondersteuning maar ze zijn ook degenen die adviseren over degradatie na onwenselijk gedrag. Datzelfde speelt bij de reclasseringswerkers die ex-gedetineerden ondersteunen maar ook instanties adviseren of cliënten het voorwaardelijk deel in detentie moeten doorbrengen.
Gebrek aan tijd en hulp door re-integratieprofessionals
De helft van de onderzoeksgroep ervaart een gebrek aan hulp door re‑integratieprofessionals. Ze weten vaak niet bij welke instanties ze moeten aankloppen of zelfs wanneer zij vrijkomen. Ook professionals hebben dikwijls moeite met de complexe systemen en regels waardoor de uitwisseling van informatie stroef verloopt. Anouk den Besten: ‘Ex-gedetineerde personen ervaren weinig emotionele ondersteuning en voorbereiding op het leven buiten.’
Aanbevelingen voor beleid en praktijk
De onderzoekers doen verschillende aanbevelingen voor een effectiever re-integratiebeleid. Koenraadt: ‘Re-integratiemogelijkheden dienen voor iedereen toegankelijk te zijn, ongeacht het vertonen van wenselijk gedrag. Daarnaast is het van belang dat gedetineerden ook bij een kort verblijf kunnen werken aan re-integratie.’ Doekhie wijst op de rol van de professionals: ‘Er moet een duidelijker afstemming komen tussen professionals onderling over de taken en verantwoordelijkheden. En er is betere scholing nodig van re-integratieprofessionals zodat ze de diverse detentiepopulatie adequater kunnen ondersteunen.’