Historisch zeeleven in kaart. Johannes Müller onderzoekt de geschiedenis van ecosystemen
fotografie: Elif Kırankaya
De onderwaterwereld rond het huidige Indonesië is de afgelopen eeuwen door menselijk toedoen flink veranderd. Universitair docent Johannes Müller ontvangt een NWO XS-beurs om de geschiedenis van de Indonesische ecosystemen in kaart te brengen.
‘We zien dat zowel de biomassa als de biodiversiteit van vis overal ter wereld drastisch afneemt’, vertelt Müller. ‘Voor het noordelijk halfrond hebben we redelijk veel historische data om die afname te staven, maar over het zuidelijk halfrond, met name de voormalige gekoloniseerde gebieden, weten we heel weinig.’
18.000 exemplaren verzameld
Aan een gebrek aan bronnen ligt dat niet. ‘We hebben een geweldige bronnencollectie van een Nederlandse legerarts en wetenschapper, Pieter Bleeker. Hij heeft tijdens zijn leven precies in kaart gebracht waar rond het huidige Indonesië allerlei soorten zaten en of ze zeldzaam of talrijk waren. Daarvoor bouwde hij een gigantische collectie op van 18.000 exemplaren, die hij naar Nederland stuurde en die nu grotendeels in Naturalis liggen. Aan de hand daarvan is het heel goed mogelijk om te reconstrueren hoe de zeeën er destijds uitzagen.’
Zeker is dat het zeeleven uit die tijd anders is dan nu. Müller: ‘In het kader van ‘ontwikkelingshulp’ is in de jaren 70 gevist met heel zware apparatuur, waardoor de zeebodem in veel gebieden is leeggeschraapt. Gelukkig heeft Indonesië het zogenaamde bottom trawling in 1980 verboden, maar dat moet ecosystemen hebben veranderd.’ Door in kaart te brengen waar Bleeker welke vissen heeft gezien, wordt het mogelijk deze veranderingen te onderbouwen. Zijn verspreidingsgebieden kleiner geworden? Leefden soorten ergens anders? Zijn sommige vissen lokaal uitgestorven?
Hoe kwam hij aan de vis?
Daarnaast levert het onderzoek kennis op over historisch biologisch onderzoek. ‘We willen ook graag weten hoe Bleeker aan zijn kennis kwam’, licht Müller toe. ‘Hij deed zelf bijna geen veldwerk, maar vergaarde zijn kennis bijvoorbeeld door vis te kopen op de markt, exemplaren van andere verzamelaars te krijgen of mensen ter plekke te betalen om vis voor hem te vangen. Dat maakt dat we heel veel lokale kennis kunnen tegenkomen, waardoor we het beeld van de koloniale wetenschapper die als een soort Freek Vonk de natuur onderzoekt kunnen bijstellen. Dit onderzoek biedt dan ook een unieke inkijk in de interactie tussen lokale expertise en koloniale wetenschap.’
Databases
Uiteindelijk hoopt Müller de data uit de vijfhonderd teksten van Bleeker te verwerken in verschillende bestaande databases. ‘We hebben het geluk dat hij heel precies heeft opgeschreven wat hij waar vond of opgestuurd kreeg. Dat is interessant voor grote biodiversiteitsdatabases, die graag kaarten willen maken met welke soort waar leefde. Een mooie bijvangst daarbij is dat veel van die vissennamen in het Nederlands of een lokale taal zijn genoteerd. Dat geeft een enorme schat aan taalkundige informatie en maakt de informatie toegankelijker voor mensen zonder wetenschappelijke achtergrond die de Latijnse benamingen niet kennen. Zo openen we de ecologische geschiedenis van dit gebied in veel meer detail.’