‘Als je weet hoe het zit, kun je voor je rechten opkomen’
Een verkennend onderzoek naar verschillende perspectieven op rechtsbescherming in de jeugdbescherming
Rechtsbescherming. Wat verstaan betrokkenen in de jeugdhulp en -bescherming onder dit begrip? En wat moet er veranderen om rechtsbescherming te verbeteren? Deze vraag onderzochten onderzoekers van de afdeling Jeugdrecht van de Universiteit Leiden. Het onderzoek is onderdeel van de ambitie om het jeugdbeschermingsstelsel in zijn geheel te verbeteren.
Prof. M.R. Bruning, mr. M.J.E. Lenglet en mr. H.J. van Boven van de afdeling Jeugdrecht hebben in opdracht van de proeftuin in Utrecht en Utrecht-West, een van de elf landelijke proeftuinen waarin wordt geëxperimenteerd met het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming, onderzoek gedaan naar rechtsbescherming in de jeugdbescherming. Zij hebben onderzocht wat betrokkenen bij jeugdhulp en jeugdbescherming verstaan onder het begrip rechtsbescherming. Het onderzoeksrapport ‘Perspectieven op rechtsbescherming in de jeugdbescherming’ geeft antwoord op de vraag wat betrokkenen bij jeugdhulp en jeugdbescherming onder het begrip ‘rechtsbescherming’ verstaan en wat er moet veranderen om rechtsbescherming te verbeteren. Het gaat volgens de respondenten niet zozeer om het opkomen tegen beslissingen, maar om de context waarin deze beslissingen worden genomen. Deze context moet bestaan uit een contact met ouders en jeugdigen waarin ruimte is om gehoord en gezien te worden, geïnformeerd te worden over rechten en procedures, ondersteund te worden.
Het Toekomstscenario kind- en gezinsbescherming is een beleidsprogramma met als doel een effectievere jeugdbescherming te ontwikkelen. Een van de ambities van het Toekomstscenario voor kind- en gezinsbescherming is het verbeteren van de rechtsbescherming voor ouders en jeugdigen. Ook de Minister voor Rechtsbescherming heeft dit onderwerp hoog op de (politieke) agenda staan. Om tot een duurzame verbetering van de rechtsbescherming van ouders en jeugdigen te komen, moet eerst duidelijk zijn wat rechtsbescherming volgens alle betrokkenen inhoudt. Het onderzoeksrapport geeft hier inzicht in. Het doel van dit kleinschalige, verkennende onderzoek was het in kaart brengen van de verschillende perspectieven op het begrip rechtsbescherming, op wat volgens betrokkenen bij jeugdhulp en jeugdbescherming goed en niet goed gaat en op welke punten er volgens hen verbeteringen nodig zijn. Op basis van interviews met beroepskrachten, ouders en jeugdigen hebben de onderzoekers in kaart gebracht wat de verschillende betrokkenen in de jeugdbescherming verstaan onder rechtsbescherming.
Gebleken is dat de respondenten een verschillende invulling geven aan het begrip rechtsbescherming, waarbij er niet alleen verschil in invulling van het begrip is tussen ouders en jeugdigen enerzijds en tussen beroepskrachten anderzijds, maar ook tussen beroepskrachten onderling. Ook de antwoorden op de vragen naar wat goed gaat als het gaat om rechtsbescherming en naar wat beter kan, kennen deze verschillen. Verder komt uit het onderzoek naar voren dat rechtsbescherming in de juridische literatuur een andere invulling heeft dan de betekenis van rechtsbescherming voor ouders, jeugdigen en beroepskrachten. In de juridische literatuur gaat het om het opkomen tegen besluiten en handelingen van overheidsorganen en organisaties die zich bezighouden met jeugdhulp en jeugdbescherming. In de betekenis van de respondenten gaat het niet zozeer om het opkomen tegen besluiten, maar om een juiste en rechtvaardige context waarin besluiten worden genomen. Met andere woorden: rechtsbescherming wordt geassocieerd met gehoord en gezien worden, meedoen aan besluitvorming, serieus genomen worden, geïnformeerd worden over rechten en onafhankelijke ondersteuning.
De bevindingen uit het onderzoek maken duidelijk dat rechtsbescherming al veel eerder begint in het traject dat kan uitmonden in een maatregel van kinderbescherming. Het gaat om gehoord en gezien worden, geïnformeerd worden over rechten en procedures en ondersteund worden. Daarbij is noodzakelijk dat beslissingen worden genomen op basis van deugdelijk onderzoek dat door de kinderrechter zorgvuldig wordt getoetst en eventueel via het recht op contra-expertise kan worden weerlegd.