Financieel toezicht binnen het (jeugd)strafrecht
Veel volwassenen en jeugdigen die met het strafrecht in aanraking komen, kampen ook met financiële problemen. Dat geldt voor bijna een derde van de reclasseringscliënten en zelfs voor 60% van de gedetineerden.
In 2018 is in de Tweede Kamer een motie aangenomen die het mogelijk maakt verplicht financieel toezicht op te leggen, bijvoorbeeld door de strafrechter de mogelijkheid te geven zelfstandig de civielrechtelijke financiële maatregelen, zoals bewind op te leggen. Naar aanleiding hiervan kregen de afdelingen Criminologie en Jeugdrecht van de Universiteit Leiden de opdracht van het Ministerie van Justitie en Veiligheid onderzoek te doen naar het verloop van de huidige financiële maatregelen binnen het (jeugd)strafrecht en de wijze waarop het financieel toezicht verbeterd zou kunnen worden.
Ter beantwoording van deze vraag zijn drie onderzoeksmethoden gebruikt. Ten eerste is gebruik gemaakt van desk research om de huidige juridische mogelijkheden voor het opleggen van financiële maatregelen binnen een strafrechtelijk kader in kaart te brengen. Ten tweede is een dossieranalyse uitgevoerd van 196 dossiers bij Reclassering Nederland om de omvang, kenmerken en resultaten van de verschillende vormen van financieel toezicht inzichtelijk te krijgen. Ten derde zijn 28 diepte-interviews uitgevoerd met respondenten die op verschillende manieren bij de vormgeving en uitvoering van financieel toezicht betrokken zijn, zoals rechters, officieren van justitie, reclasseringswerkers, schuldhulpverleners en bewindvoerders.
Dit onderzoek laat zien dat een groot deel van de reclasseringscliënten te maken heeft met financiële problemen. De aanpak van financiële problemen krijgt de afgelopen jaren in het algemeen meer politieke en wetenschappelijk aandacht, maar binnen het strafrecht kan de aanpak van financiële problemen nog op veel punten verbeterd worden. Zo ontbreekt het in alle fasen van het strafproces aan voldoende kennis, kunde en aandacht voor financiële problemen in relatie tot resocialisatie en delict gedrag. Aan het door de strafrechter laten opleggen van civielrechtelijke maatregelen kleven volgens de respondenten te veel bezwaren, maar de gang tussen straf- en civiele rechter kan wel aanzienlijk worden versneld. Andere financiële voorwaarden zouden juist wel vaker in een meer verplichtend kader door de rechter moeten worden opgelegd om de reclassering ook bij onwillige justitiabelen een stok achter de deur te geven aan hun financiële problemen te werken. Het verbaast dat er aan het eind van een detentieperiode, in het kader van een penitentiair programma of voorwaardelijke invrijheidstelling nauwelijks financiële voorwaarden worden gesteld, terwijl de detentieperiode nu juist kan worden gebruikt om die voor te bereiden. Tevens wordt in dit onderzoek gepleit voor meer samenwerking tussen de betrokken instanties en het ontwikkelen van specifieke programma’s gericht op financiën binnen een strafrechtelijk kader.
Download hier het rapport.