Gijsbert Rutten nieuwe hoogleraar Historische Sociolinguïstiek van het Nederlands
Per 1 juli startte Gijsbert Rutten als bijzonder hoogleraar Historische Sociolinguïstiek van het Nederlands aan de Universiteit Leiden. Rutten, ook werkzaam als Onderwijsdirecteur bij het Leiden University Centre for Linguistics (LUCL), zal onder andere onderzoek gaan doen naar de historische relatie tussen het Frans en het Nederlands.
De taal en de gebruiker
‘Er is al best veel bekend over de geschiedenis van de Nederlandse taal’, zegt Rutten, ‘maar nog niet vanuit een sociolinguïstisch perspectief. Sociolinguïstiek houdt in dat je niet alleen kijkt naar de taal, maar ook naar de gebruiker ervan: wanneer kiest een persoon voor bepaald taalgebruik? En wat is de invloed van de bevolkingsgroep waar diegene toe behoort op het taalgebruik? Een historische sociolinguïst kijkt naar historische bronnen als dagboeken en brieven om iets te kunnen zeggen over de taalontwikkeling.’
Vanaf 2009 bij de Universiteit Leiden
Rutten startte in 2009 als postdoc aan de Universiteit Leiden en werd later universitair docent en hoofddocent historische taalkunde van het Nederlands. Daarnaast is hij momenteel Onderwijsdirecteur bij het LUCL. De positie van Rutten als universitair hoofddocent en nu ook bijzonder hoogleraar (0,2fte) aan de Universiteit Leiden is de enige voltijdspositie op het gebied van de geschiedenis van de Nederlandse taal in Nederland. De leerstoel wordt mede mogelijk gemaakt door de Stichting Merweborgh.
Pardon my French?
Rutten kijkt met name uit naar het voortzetten van zijn in 2018 gestarte onderzoeksproject Pardon my French?, dat taalcontact tussen het Frans en het Nederlands onderzoekt. Rutten: ‘Pardon my French? is een heel interessant project om te doen, omdat taalcontact - of meertaligheid - in de geschiedenis van het Nederlands een thema is dat eigenlijk altijd genegeerd wordt.
Er wordt vaak aangenomen dat er in de periode van de 16e tot de 18e eeuw een periode van ‘verfransing’ van het Nederlands plaatsvindt, maar dit is eigenlijk nog nooit goed onderzocht vanuit taalkundig perspectief. Met mijn onderzoeksteam onderzoeken we of deze aanname klopt, of dat het zwaar overdreven is in de literatuur. Ik kijk ernaar uit dit onderzoek voort te zetten als hoogleraar, er is nog veel te ontdekken.’