'Rembrandt komt thuis'
Het Rembrandtjaar eindigt met een grootse expositie in Museum De Lakenhal. Ook zijn er nog tal van andere activiteiten waaronder lezingen, de universitaire Rembrandtroute en een kritische documentaire.
'Rembrandt komt weer thuis', zo gonst het in Museum De Lakenhal en in lokale media. De Hollandse meester werd in 1606 in Leiden geboren en hij woonde tot zeker zijn 25e in Leiden voordat hij naar Amsterdam vertrok. Op amper een kilometer afstand van dit Leidse museum leerde de jonge Rembrandt het vak en maakte hij indrukwekkende schilderijen, prenten en tekeningen die nu wereldwijd in toonaangevende musea hangen. Een groot aantal van die vroege Leidse werken is sinds 2 november te zien op de expositie Young Rembrandt – Rising star in Museum De Lakenhal.
Pijlsnelle ontwikkeling
'Die eerste werken zijn nog een beetje onbeholpen', zegt conservator Christiaan Vogelaar als hij Rembrandts vroegste periode schetst. Zoals zijn doek De brillenverkoper uit circa 1624 waarop de figuren een beetje grof geschilderd zijn. Maar Rembrandt ontwikkelde zich 'pijlsnel', aldus Vogelaar die Kunstgeschiedenis studeerde in Leiden. Bijzonder is dat sommige veronderstelde pendanten nu voor het eerst weer samen te zien zijn zoals het Historiestuk (1626) uit Museum De Lakenhal en De Steniging van de heilige Stefanus (1625) uit Musée des Beaux-Arts in Lyon. Een andere primeur is het veelbediscussieerde Laat de kinderen tot mij komen (ca. 1627). Jan Six kocht het schilderij in 2014 op een veilig in Keulen nadat hij in één van de figuren een zelfportret van Rembrandt herkende.
Bijzondere ontdekking
Ook het intrigerende Maaltijd te Emmaus (ca. 1628) met een mysterieus silhouet van Jezus was, in moderne tijden, niet eerder in Nederland te bezichtigen. In zijn bijbelse en mythologische taferelen toont Rembrandt dat hij een ontwikkeld man was. Conservator Vogelaar wijst op de ontdekking van Rembrandts herinschrijving aan de Leidse universiteit. Rembrandt bleek hier niet slechts één jaar, in 1620, ingeschreven te staan als letterenstudent maar op zijn minst twee. Mart van Duijn, de conservator van de Universiteitsbibliotheek, vond eerder dit jaar in het archief een 17-eeuws boek met herinschrijvingen uit 1622 waarin Rembrandts naam opnieuw prijkt. Dit historische document is ook te zien op de expositie die duurt die tot 9 februari 2020.
Buitenexpositie
Een dag eerder, op 8 februari 2020, eindigt de buitenexpositie Uitvergroot: Rembrandt & de Universiteit Leiden. Zeven uitvergrote werken aan de gevels van universiteitsgebouwen verwijzen naar de bijzondere relatie tussen Rembrandt en de universiteit. Zo siert het uitvergrote doek van Rembrandts portret van Marten Soolmans, een voormalige rechtenstudent, de gevel van de rechtenfaculteit. En Rembrandts Zelfportret met bontmuts hangt aan Universiteitsbibliotheek die zo’n honderd prenten en twee tekening van Rembrandt bezit. Bekijk de route nu het nog kan.
P.J. Bloklezing Onno Blom
Ook biograaf Onno Blom vertelde in zijn lezing Rembrandt van Rijn, gesjeesde student op 7 november hoe Rembrandt beïnvloed moet zijn geweest door de universiteit. Lang is gedacht dat Rembrandt zich alleen maar kort inschreef als student vanwege bijkomende voordelen als belastingvrij bier. Maar dat idee begint mede dankzij de ontdekte herinschrijving te kantelen. De academische verzamelingen en voorzieningen als het anatomisch theater zal de jonge Leidenaar op diverse manieren geïnspireerd hebben.
Kritische documentaire op LIFF
De grote aandacht voor Rembrandt leidt ook tot kritische geluiden. De documentaire I am Rembrandt werpt de vraag op of Leiden teveel een decor is geworden om de beroemde 17e-eeuwse stadgenoot te promoten. Journalisten Yaël Vinckx en Alex Bordewijk, zelf ook Leidenaar, gaan op zoek naar de grenzen van het toerisme. Wat vinden de bewoners van alle festivals? Het Leiden International Film Festival toonde de documentaire op 10 november.
Studium Generale-lezing Christiaan Vogelaar
Conservator Christiaan Vogelaar is gefascineerd door Rembrandts vermogen om zichzelf telkens opnieuw uit te vinden. In zijn lezing De Jonge Rembrandt op 10 december bespreekt hij dat Rembrandt zich wel liet inspireren door eerdere meesters, maar dat hij zich vooral zo snel ontwikkelde door er lustig op los te experimenteren.