Jan Hendrik Oort: bescheiden sterrenkundige van wereldfaam
Hij ontdekte hoe je de draaiing en het middelpunt van ons Melkwegstelsel berekent, voorspelde waar kometen vandaan komen en legde de basis voor de Nederlandse radioastronomie: de Leidse hoogleraar Sterrenkunde Jan Hendrik Oort (1900–1992). Piet van der Kruit, zelf ooit promovendus bij Oort, schreef een biografie over de 'master of the galactic system'. ‘Hij was een van de grootste wetenschappers van de twintigste eeuw.’
Piet van der Kruit windt er geen doekjes om: het was hoog tijd dat deze uitgebreide biografie over Jan Hendrik Oort er kwam. De gepensioneerde Groningse hoogleraar Astronomie noemt Oort een sterrenkundige grootheid. ‘Hij heeft de Leidse sterrenkunde op de kaart gezet en was een van de grootste wetenschappers van de twintigste eeuw. Oort was de Einstein van de sterrenkunde.’ De bekendste ontdekkingen van Oort zijn de naar hem vernoemde Oortwolk, waar kometen hun oorsprong vinden, en de Oortconstanten. De formule voor deze constanten, waarmee Oort het middelpunt van de Melkweg berekende en de draaiing van ons sterrenstelsel beschreef, prijkt in Leiden op de muur van een huis aan de Witte Singel. Tegenover de Leidse Sterrewacht, waar Oort zoveel jaren werkte als onderzoeker, hoogleraar en directeur.
Jan Hendrik Oort werd op 28 april 1900 geboren in Franeker, als tweede zoon van psychiater Abraham Oort en zijn vrouw Ruth. Het gezin verhuisde naar Oegstgeest, toen Abraham werd aangesteld als hoofdgeneesheer van het sanatorium Rhijngeest. Het gezin ging er wonen in de directeurswoning, waar Oorts jongere broertje en twee zusjes werden geboren.
Voorbeeldig student
Oort bracht zijn jeugd door in Oegstgeest en Leiden, waar hij naar de basisschool en de HBS ging. Op zijn zeventiende ging hij studeren, in Groningen. Hij twijfelde tussen natuurkunde en sterrenkunde. In Groningen doceerde de beroemde hoogleraar astronomie Jacobus Kapteyn, een belangrijke reden voor Oort om daar te gaan studeren. Al gaf hij ook toe dat hij de concurrentie met zijn broer Hein, die natuurkunde studeerde in Leiden, niet zo zag zitten. De band met zijn broer was altijd al goed, blijkt ook uit een brief die hij in zijn eerste weken in Groningen aan Hein schreef. Hij tekent een plattegrond van zijn studentenkamer, en schrijft: ‘… langzaam begint het meer en meer mijn kamer te worden, nu ik mijn eigen boeken heb en mijn eigen foto’s aan de muur heb gehangen. Ik maak een tekening, zodat je je kunt inbeelden hoe fijn het zou zijn als we hier samen zitten wanneer je op bezoek komt.’ Helaas overlijdt Hein in juni 1922 op jonge leeftijd aan diabetes – slechts enkele maanden voor de ontdekking van insuline.
De keuze voor Groningen, en dan met name voor het studeren bij Kapteyn, bleek een schot in de roos. Oort werd gegrepen door de colleges van Kapteyn en besloot voor de sterrenkunde te kiezen. Oort was een voorbeeldig student, en hij behaalde zijn doctoraal in de astronomie dan ook cum laude. Al tijdens zijn studietijd viel hij op bij Kapteyn, en de hoogleraar tipte zijn collega in de Leidse Sterrewacht Willem de Sitter dat er een slimme sterrenkundige aan zat te komen.
Oefenen met observaties in de Verenigde Staten
Na zijn afstuderen ging Oort aan de slag als onderzoeksassistent in Groningen, onder Pieter van Rijn – die de inmiddels overleden Kapteyn was opgevolgd als hoogleraar. Maar De Sitter zag het wel zitten om Oort naar Leiden te halen. Ook Oort wilde best terugkeren naar de stad van zijn jeugd. De Sitter stelde wel de voorwaarde dat Oort eerst in het buitenland ervaring op ging doen met astrometrie: het bepalen van posities en de bewegingen van hemellichamen met behulp van observaties met de telescoop. In 1922, na het overlijden van zijn broer, vertrekt Oort naar de Verenigde Staten. Hij werkt twee jaar bij de Yale Observatory, waar hij zich uitgebreid bekwaamt in het doen van waarnemingen met telescopen.
Terugkeer naar Leiden
Al voor zijn vertrek naar de VS was afgesproken dat Oort bij de Leidse Sterrewacht zou komen werken. Zijn hoogleraar bij Yale wil Oort nog wel langer houden dan die twee jaar, maar De Sitter laat hem weten: als je niet nu terugkeert, gaat de positie aan je neus voorbij. Dus gaat Oort in 1924 in Leiden de afdeling ‘Positionele Sterrenkunde of Astrometrie’ leiden. Saillant detail: De Sitter had eerst de sterrenkundige Anton Pannenkoek op het oog. Maar Pannenkoek was een communist dus de minister-president gaf geen toestemming voor zijn aanstelling in Leiden – noodzakelijk omdat Leiden een rijksuniversiteit was.
De Oortconstanten
In 1926 promoveert Oort aan de Groningse universiteit, de titel van zijn proefschrift luidt The stars of high velocity. Hij vervolgt in Leiden zijn onderzoek naar hogesnelheidssterren en bewijst de theorie van Bertil Lindblad dat onze Melkweg niet stil staat maar roteert. Oort laat vervolgens zien dat dit een differentiële rotatie is: de draaisnelheid van de sterren om het middelpunt van de Melkweg is afhankelijk van hun afstand tot dat middelpunt en de snelheid neemt naar buiten toe af. De formule waarmee Oort deze draaiing beschrijft, bevat twee constanten die de Oortconstanten zijn genoemd.
In 1935 wordt Oort aangesteld als hoogleraar in Leiden en hij betrekt met zijn gezin het huis op Sterrewachtlaan 5. Tijdens de Tweede Wereldoorlog houdt Oort zich gedeisd, hij woont en werkt vanuit een huis op de Veluwe. Wel sluit hij zich aan bij de Kleine Krans, een groep hoogleraren die zich verzetten tegen de inmenging van de bezetter in het onderzoek aan de universiteit. Na de oorlog wordt Oort naast hoogleraar ook directeur van de Sterrewacht, en keert met zijn gezin terug naar het huis naast de Sterrewacht.
Grondlegger van de radioastronomie
De oorlog zorgt ervoor dat de technische ontwikkelingen een vlucht nemen, en ook in de sterrenkunde gaan de technische mogelijkheden met sprongen vooruit. Oort richt zich op de radioastronomie: het in kaart brengen van het heelal met hulp van radiogolven. Hij richt de stichting Radiostraling van Zon en Melkweg op, een samenwerking tussen de Leidse en de Utrechtse sterrenwachten, de PTT en Philips. Oort was goed in het samenbrengen van verschillende partijen; hij was vasthoudend over het belang van de radioastronomie en de benodigde samenwerking. Dat resulteerde erin dat deze partijen samen onderzoek gingen doen vanaf ‘Radio Kootwijk’: een oude radioantenne van de Duitsers die na de oorlog in ongebruik was geraakt. Ook zamelde Oort fondsen in voor de bouw van een nieuwe radiotelescoop in Nederland. In 1956 werd deze in Dwingeloo in gebruik genomen – Oort opende de telescoop samen met koningin Juliana en minister-president Jo Cals. In 1970 werd, ook door de inspanningen van Oort, de grote samengestelde telescoop in Westerbork in gebruik genomen. De radiotelescoop in Westerbork is nog altijd in gebruik, en Oort wordt gezien als de grondlegger van de Nederlandse radioastronomie.
De oorsprong van kometen
De andere grote ontdekking waar Oort bekend van is, de Oortwolk, kwam meer toevallig tot stand. Oort kreeg na de oorlog promovendus Adriaan van Woerkom onder zijn hoede, omdat diens begeleider, lector Woltjer, aan de gevolgen van de Hongerwinter was overleden. Van Woerkom deed onderzoek naar kometen, en ontkrachtte in zijn proefschrift verschillende theorieën over waar kometen vandaan komen. Oort ontwikkelde een verklaring waarom er nog altijd kometen zijn – kometen verdampen immers na een aantal omlopen in ons zonnestelsel. Er moeten dus ergens ‘nieuwe’ kometen vandaan komen. Volgens Oort is dat van een grote wolk in de buitenste delen van ons zonnestelsel, vol met komeetachtige objecten uit de tijd dat ons zonnestelsel ontstond: de Oortwolk. Omdat deze wolk de zon als middelpunt heeft, kunnen er van alle kanten en overal aan onze hemel kometen blijven opduiken.
Oort werd een sterrenkundige van wereldfaam. Zowel door zijn ontdekkingen als door zijn inzet om partijen binnen het vakgebied bij elkaar te brengen, zoals in de radioastronomie. Oort stond ook aan de wieg van de ESO, de European Southern Observatory. Hiervoor bracht hij zes Europese landen bij elkaar, om gezamenlijk de bouw van een sterrenwacht in Chili te realiseren – en zo niet de ‘strijd’ met de Amerikaanse astronomen te verliezen. En met Oorts roem groeide ook het aanzien van de Leidse Sterrewacht: onderzoekers van over de hele wereld kwamen en komen naar Leiden voor de sterrenkunde. De Sterrewacht, inmiddels niet meer gevestigd in het historische gebouw aan de Singel, is ook nu nog een van de grootste en meest voorname sterrenkundige instituten van de wereld.
Leidse nalatenschap
In 1970 gaat Oort met emeritaat, maar het astronomisch onderzoek achter zich laten kan hij niet. Zijn oud-collega Harry van der Laan herinnert zich dat Oort zich bij zijn afscheid liet ontvallen: ‘De sterrenkunde was zo saai voor 1950, nu wordt het pas echt spannend.’ En er blijft een Oort op de Sterrewacht rondlopen: kleinzoon Marc besluit ook sterrenkunde te gaan studeren, en werkt enige tijd als astronoom in Leiden. Hoewel ze inhoudelijk niet met elkaar samenwerken, delen Marc en zijn grootvader enkele maanden een werkkamer in Leiden [zie kader].
In 1992 overlijdt Jan Hendrik Oort, en daarmee verliest de sterrenkunde een groot wetenschapper. Natuurkundige Subramanyan Chandrasekha zegt daarover: ‘The great oak of astronomy has fallen, and we are lost without its shadow.’ Biograaf Piet van der Kruit beaamt dat. ‘Oort heeft zoveel betekend voor de sterrenkunde, in Leiden, in Nederland en wereldwijd.’ Die nalatenschap is in Leiden goed zichtbaar, onder andere met de Oortconstanten die op een muur prijken, de Jan Hendrik Oortbrug in Oegstgeest, en de Oortlezing die de Sterrewacht jaarlijks organiseert.
Hendrik Jan Oort: Master of the Galactic System
Piet van der Kruit werkte drie jaar aan de wetenschappelijke biografie van Jan Hendrik Oort. De oud-hoogleraar Astronomie in Groningen was ooit promovendus bij Oort. ‘Ik kende hem persoonlijk, dus zelf ben ik niet verrast door wat ik tegen kwam in zijn archieven. Maar ik denk dat velen verbaasd zijn over hoeveel observaties hij nog altijd is blijven doen. Hij stond bekend als theoreticus in de sterrenkunde, maar waarneming vond hij ontzettend belangrijk. En zijn vasthoudendheid werd nog wel eens verward met arrogantie – ik denk dat deze biografie ook laat zien dat dat beeld niet klopt. Hij was eerder een soort verlegen of schuchter in het persoonlijk contact.’
Op 29 augustus werden de eerste exemplaren van de biografie in de Leidse Sterrewacht uitgereikt aan kleinzoon Marc Oort en Ewine van Dishoeck, Leids hoogleraar Astrofysica en nu een van de grote namen in de sterrenkunde. Van Dishoeck herinnerde zich een ontmoeting met Oort toen zij nog een jonge onderzoeker was. ‘Oort zei dat hij jaloers was op onze generatie, omdat we nog zoveel moois zouden gaan ontdekken wat hij niet meer zou meemaken.’ Kleinzoon Marc deelde bij de overhandiging ook enkele herinneringen aan zijn grootvader. ‘Je snapt als familie van een bekend persoon nooit waarom mensen op een biografie zitten te wachten. Wat is er nou zo bijzonder aan opa?’ Hij vertelde ook hoe hij op zijn tiende besloot sterrenkunde te gaan studeren. ‘Dat had een simpele reden: ik wilde op Sterrewachtlaan 5 wonen, het huis van mijn grootouders, want daar kon je door het huis steppen.’ Later raakte Marc gefascineerd door de radiokaarten van zijn grootvader, die over de pingpongtafel lagen uitgespreid. Dat maakte de keuze definitief. Over de biografie, dat hij ook als proeflezer al gelezen had, is hij lovend: ‘Het is een mooi boek geworden, met een goede balans tussen de wetenschap en persoonlijke anekdotes van en over mijn grootvader.’
De wetenschappelijke biografie ‘Jan Hendrik Oort – Master of the Galactic System’ is verkrijgbaar als e-book en hardcover via Uitgeverij Springer. In januari 2020 verschijnt ook een publieksversie van de biografie bij uitgeverij Prometheus, getiteld ‘Horizonnen: een biografie van astronoom Jan Hendrik Oort’.
Tekst: Marieke Epping
Beeld: alle rechten voorbehouden
Mail de redactie