Universiteit Leiden

nl en

Effect van insecticiden op waterjuffers groter dan gedacht

Het nieuwste onderzoek uit het Leids openlucht laboratorium ‘Levend Lab’ toont aan dat het insecticide thiacloprid zelfs de meest voorkomende en robuuste waterjuffersoort in ons land sterk beïnvloedt. Het onderzoek is gepubliceerd in Journal of Applied Ecology.

Insecticiden en lantaarntjes

‘De impact van deze stof op insecten onder natuurlijke omstandigheden was tot nu toe onbekend,’ aldus promovendus Henrik Barmentlo van het Centrum voor Milieuwetenschappen Leiden. Samen met hoogleraar Martina Vijver, biologiestudente Laura Vriend en Roy van Grunsven van de Vlinderstichting onderzocht hij het effect van thiacloprid. Dit bestrijdingsmiddel valt onder de neonicotinoïden, die ook in Nederland veel worden gebruikt (zie kader).  

De onderzoekers richtten zich op lantaarntjes, één van de meest voorkomende en robuuste waterjuffersoorten van Nederland. Ze deden dit niet in een afgesloten laboratorium, maar in de proefsloten buiten in het Levend Lab. Hier stelden ze zowel waterjuffers in kooitjes als vrij in de sloot levende waterjuffers bloot aan veld-realistische concentraties thiacloprid. Dat wil zeggen: concentraties die ook in de natuur voorkomen, doordat mensen insecticiden gebruiken om land- en tuinbouwgewassen te beschermen.

Neonicotinoïden

Landbouwers gebruiken neonicotinoïden om insecten te bestrijden. De werkzame stoffen in deze insecticiden zijn verwant aan nicotine. Ze werken in op het centrale zenuwstelsel van insecten. De middelen zijn aanvankelijk enkel onder laboratoriumcondities getest, maar er zijn steeds meer signalen over de schadelijke effecten in de echte natuur.

Wetenschappers veronderstelden dat alleen insecten die een gewas daadwerkelijk eten door de bestrijdingsmiddelen zouden sterven. Neonicotinoïden komen echter ook voor in het stuifmeel en nectar van de behandelde gewassen. Daardoor zijn ze ook schadelijk voor bijen en andere insecten. Neonicotinoïden zijn mobiel in de bodem en komen daardoor ook gemakkelijk in het oppervlaktewater terecht. Het Levend Lab doet onderzoek naar de effecten hiervan.

Natuur is geen lab

Het bleek dat lantaarntjes die in kooitjes in de sloot leefden al bij een lage concentratie insecticide minder aten, langzamer groeiden en minder actief waren. De effecten zijn kleiner bij dieren die gevoerd werden dan bij dieren die zelf moesten jagen. Barmentlo: ‘Dit toont het belang van veld-realisme aan. In het lab ontvangen de insecten hoge kwaliteit voedsel, maar in een natuurlijk situatie is dat niet altijd beschikbaar. Dit heeft als gevolg dat de gevoeligheid voor bestrijdingsmiddelen in de natuur veel hoger kan liggen.’

Ook ontdekten de onderzoekers bij de vrij levende dieren dat het aantal lantaarntjes dat zich ontwikkelde van larve tot volwassene (uitsluipen), sterk afnam met toenemende concentraties insecticide. (Gemeten met behulp van een ‘emergence trap’, een speciale val gemaakt van doeken om uitvliegende waterinsecten te vangen, zie omslagfoto) Deze sterke afname van het aantal uitsluipende lantaarntjes leidt waarschijnlijk ook tot verminderde reproductie. Op termijn kan dat er toe leiden dat zelfs het lantaarntje, één van de meeste voorkomende waterjuffers, lokaal kan verdwijnen. Data van de Vlinderstichting versterkt deze gedachte en laat zien dat de aantallen en verspreiding van deze en andere soorten waterjuffers sinds 2008 teruglopen. Barmentlo: ‘De afgelopen jaren is er een strengere regelgeving omtrent neonicotinoïden opgezet. Ook thiacloprid wordt momenteel herbeoordeeld. Toekomstig verminderd gebruik van deze middelen geven hoop dat de populaties zich misschien weer kunnen herstellen.'

 

Wetenschappelijke publicatie: S. Henrik Barmentlo, Laura M. Vriend, Roy H.A. van Grunsven, Martina G. Vijver. 2019. Environmental levels of neonicotinoids reduce prey consumption, mobility and emergence of the damselfly Ischnura elegans. Journal of Applied ecology.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.