Weinig bewijs dat doping écht werkt
De lijst met verboden middelen van het Wereld Anti-Doping Agentschap (WADA) is enorm. Promovendus Jules Heuberger nam een groot deel ervan onder de loep, net als de detectiemethoden. Hij concludeerde: er is voor maar weinig stoffen bewijs dat ze daadwerkelijk de prestatie bevorderen. Promotie op 16 mei.
Jules Heuberger werkt als onderzoeker bij het Centre for Human Drug Research (CHDR), dat zich richt op onderzoek naar medicijnen. Hoe komt hij er dan bij om onderzoek naar doping te doen? ‘Bijna alle dopingmiddelen zijn eigenlijk geneesmiddelen,’ legt Heuberger uit. ‘Dus in feite is onderzoek doen naar het effect van doping hetzelfde als wat we hier altijd doen.’ Dat hij zelf graag op de racefiets zit en de wielersport volgt, helpt natuurlijk ook mee. ‘Ik heb mijn werk en mijn hobby aardig kunnen combineren!’
Positief effect niet bewezen
Als een sporter doping neemt, doet hij dat om er voordeel uit te halen. Het middel moet dus een positief effect hebben op de fysieke vereisten voor de sport: een wielrenner wil langer en harder kunnen fietsen, een gewichtheffer wil sterker worden. Maar Heuberger ontdekte dat er maar heel weinig bewijs is dat die middelen op de dopinglijst daadwerkelijk prestatiebevorderend werken. Op de lijst staan 23 klassen van middelen, maar slechts voor 5 klassen is er robuust bewijs dat ze de prestatie bevorderen. Voor positieve effecten op duurprestatie vond Heuberger zelfs voor geen enkel middel bewijs in eerder onderzoek, en voor 6 klassen van middelen is er zelfs bewijs dat ze geen positief effect hebben op sportprestaties. Zo staat bijvoorbeeld cannabis ook op de dopinglijst.
De epo-wielrenners reden net zo goed de Mont Ventoux op, als de groep zonder doping
Epo getest bij wielrenners
Heuberger nam ook de proef op de som met een van de meest bekende dopingmiddelen: epo. ‘Als je wilt weten of een geneesmiddel een effect heeft, voer je een klinische studie uit waarbij proefpersonen niet weten of ze het middel of een placebo krijgen. Precies dat hebben we gedaan met epo.’ De proefpersonen waren goedgetrainde amateurwielrenners, die ofwel epo kregen ingespoten, of nepinjecties. Vervolgens moesten ze een maximale inspanningstest doen in het laboratorium om te zien of zij harder konden fietsen. Ook testte hij het in een meer natuurgetrouwe setting: de groep reed een tijdrit en een wedstrijd waarbij de beruchte berg Mont Ventoux beklommen moest worden. Wat bleek: in het lab haalden de epo-wielrenners wel iets betere resultaten, maar in de tijdrit en bij de bergbeklimming deden beide groepen het even goed. De doping had dus eigenlijk geen relevant effect.
Onterecht beschuldigd?
Heuberger nam tegelijkertijd de detectiemethoden voor epo onder de loep: hij testte de urine van de proefpersonen in een officieel dopinglab. ‘Wij wisten natuurlijk wie epo hadden gebruikt. Maar lang niet alle urinemonsters van deze deelnemers werden door de officiële tests eruit gehaald.’ Hij keek ook naar de detectiemethode en bijbehorende procedures voor salbutamol, een astmamedicijn dat sporters tot een bepaalde dosering mogen gebruiken. Sporters mogen daarom een bepaalde hoeveelheid salbutamol in hun urine hebben. ‘Uit ons onderzoek blijkt dat de huidige procedures er niet voor zullen zorgen dat alle sporters die teveel gebruiken worden gedetecteerd, en ook niet dat alle schone sporters zullen worden beschermd. Zo kan een sporter onterecht beschuldigd worden.’
Niet zonder gevaar
Waarom is het zo belangrijk dat getest wordt of doping daadwerkelijk effect heeft? Heuberger: ‘Als sporters weten dat iets bewezen niet werkt, dan zullen ze het niet zo snel gaan gebruiken.’ Bovendien wordt er nu op ontzettend veel dopingmiddelen getest, wat misschien helemaal niet zinnig is. ‘Dat kost allemaal veel geld, en het belast de sporters enorm.’ Een laatste, maar niet onbelangrijk punt is de veiligheid van sporters. Het is niet zonder gevaar om een middel in te nemen, zeker niet als je dat in het geheim doet. ‘Die middelen kunnen bijwerkingen hebben, die soms best ernstig kunnen zijn. Je zult die bijwerkingen minder snel gaan riskeren als het middel je prestatie niet gaat bevorderen.’
Je zult niet zo snel bijwerkingen riskeren als een middel je prestatie niet verbetert
Goed voor sport, sporter en liefhebber
De WADA-code zal niet van de ene op de andere dag op de schop gaan, beseft ook Heuberger. Maar hij hoopt dat zijn proefschrift meer mensen doet inzien dat het belangrijk is de effecten van doping daadwerkelijk te meten. ‘Nu mag een middel op de dopinglijst als het mogelijk de prestatie kan bevorderen. Ik zou dat criterium wel willen veranderen: als iets op basis van onze huidige kennis waarschijnlijk de prestatie bevordert, mag het op de lijst. Dan wordt getest of dat inderdaad zo is. Blijkt het middel een positief effect te hebben, dan blijft het op de lijst. Zo niet, dan kan het er weer af – als het ook geen grote gezondheidsrisico’s geeft.’ Zo kan de dopinglijst een stuk korter en effectiever worden. ‘En dat is goed voor de sport, voor de sporter en voor de liefhebber.’
Tekst: Marieke Epping
Beeld: Jules Heuberger/Michiel de Fotograaf
Mail de redactie