Wat hebben docenten nodig bij onderwijsvernieuwing?
Bij onderwijsvernieuwing wordt vaak nascholing ingezet, maar die is niet altijd effectief. In haar promotietraject onderzocht Nienke Wieringa (ICLON) welke ondersteuning docenten nodig hebben bij onderwijsvernieuwing. Promotie op 23 januari.
Onderwijsvernieuwing is aan de orde van de dag. Zo is recent het curriculum van de bètavakken op de Nederlandse middelbare scholen vernieuwd. Deze vernieuwing was gebaseerd op de zogenaamde concept-contextbenadering (zie kader).
Om docenten te ondersteunen bij het implementeren van de vernieuwingsideeën in hun eigen lespraktijk worden vaak nascholingsactiviteiten aangeboden. Zulke nascholingsactiviteiten kunnen effectief en inspirerend zijn, maar dat is helaas lang niet altijd het geval. Dit is afhankelijk van kenmerken van de betreffende nascholingsactiviteit, maar ook van de bestaande praktijkkennis van deelnemende docenten en van de relatie tussen de praktijkkennis en de vernieuwingsideeën. Wat zich heeft bewezen in de eigen klassenpraktijk wordt immers niet zomaar overboord gegooid.
Persoonlijke vuistregels
In een eerste deelstudie van dit promotieonderzoek is de praktijkkennis van biologiedocenten onderzocht in relatie tot de beslissingen die zij nemen tijdens het ontwerpen van vernieuwend onderwijs. Uit de resultaten blijkt dat de praktijkkennis van docenten hun handelen stuurt via persoonlijke vuistregels, zoals ‘leg alle nieuwe begrippen uit’, ‘vertel veel persoonlijke verhalen’ of ‘gebruik veel verschillende werkvormen’. Die vuistregels zijn nauw verbonden met persoonlijke doelen als ‘zorg dat leerlingen de rode draden in de biologie zien’ of ‘breng afwisseling in de saaie schooldag van leerlingen’.
Deze regels en doelen kunnen worden weergegeven in een zogenaamd doelsysteem. In de gevallen waarin de persoonlijke vuistregels en doelen conflicteerden met de vernieuwingsdoelen, kregen de persoonlijke regels en doelen doorgaans voorrang, met name als deze verbonden waren met meerdere andere regels en doelen in het systeem. In een tweede studie bleek dat doelsystemen kunnen worden gebruikt om te voorspellen hoe een docent een vernieuwing zal interpreteren en implementeren.
Effectieve nascholing
In een derde deelstudie is onderzocht, hoe docenten op een effectieve en inspirerende manier ondersteund kunnen worden bij het ontwerpen van vernieuwende concept-contextlessen. Veelgebruikte methoden zoals het gebruik van ontwerpmodellen, waarin docenten geadviseerd wordt om eerst leerdoelen op te stellen en daarna bijpassende leeractiviteiten en toetsingsinstrumenten te zoeken, bleken niet effectief te zijn, net zo min als het gebruik van uitgebreide voorbeeldmaterialen.
Het levendig modelleren van voorbeeldlessen bleek echter zowel inspirerend als invloedrijk, vooral in combinatie met snelle heuristieken als ‘breng een uitdagende opdracht naar het begin van de les’, ‘gebruik alleen de kop van een krantenartikel en laat leerlingen hier vragen over stellen’, of ‘laat leerlingen dezelfde biologische vraag op meerdere casussen toepassen’. Deze vorm van ondersteuning sluit goed aan bij de praktijkkennis van docenten, waarin voorbeelden en vuistregels een grote rol spelen.
Wat is de concept-contextbenadering?
In 2013 zijn de examenprogramma’s van de bètavakken vernieuwd om de programma’s relevanter en actueler te maken en om meer samenhang aan te brengen binnen en tussen de vakken. Inspiratiebron voor de vernieuwing was de zogenaamde concept-contextbenadering. In deze benadering staat centraal dat leerlingen vakconcepten leren gebruiken binnen situaties uit hun leefwereld, zoals de zorg voor huisdieren, in beroepspraktijken, zoals het bakken van brood of het stellen van een medische diagnose, of wetenschappelijke praktijken zoals onderzoek doen naar het stressniveau van zebravisjes.