Kan er auteursrecht rusten op de smaak van een kaas?
Dat op boeken en muziek auteursrecht kan rusten, is alom bekend. En in 2006 oordeelde de Hoge Raad dat ook de geur van een parfum auteursrechtelijk beschermd kan worden. Maar geldt dat ook voor de smaak van een voedingsmiddel? Vijftig rechtenstudenten woonden bij het Europese Hof van Justitie in Luxemburg een zaak bij waar die vraag centraal stond.
Twee producenten van een kaasdip staan tegenover elkaar voor het Europese Hof. De vraag is of de ene dip qua smaak te veel lijkt op de andere, en of daarmee het auteursrecht wordt geschonden. Een zaak die verregaande gevolgen kan hebben voor de Europese interne markt. ‘Het wordt zonder twijfel de belangrijkste uitspraak van het Europese Hof over het object van auteursrecht ooit’, aldus Leids hoogleraar Intellectueel Eigendomsrecht Dirk Visser. Daarom ging Visser met vijftig rechtenstudenten op studiereis naar Luxemburg om de pleitzitting in deze zaak bij te wonen. Leids alumnus van de master Civiel recht Daan van de Meeberg, die zijn scriptie schreef over auteursrecht op smaak, ging ook mee en legt deze ingewikkelde en bijzondere zaak uit.
Achtergrond van de zaak
Bij borrelend Nederland is het product welbekend: ‘Heks’nkaas’, een smeerdip met roomkaas, verse kruiden en ‘een tikje magie’. Sinds de introductie van deze van oorsprong Twentse smeerdip door levensmiddelenproducent Levola in 2012 zijn de verkoopcijfers onverminderd hoog. Andere levensmiddelenproducenten wilden natuurlijk meeliften op dit succes. Zo kwam producent Smilde met de ‘Wilde Wietze Dip’ (die overigens eerst ‘Witte Wievenkaas’ heette) op de proppen.
Volgens Levola schond dit product haar auteursrecht. Als geuren auteursrecht kunnen genieten, zou immers hetzelfde moeten gelden voor smaken, en wel zeker voor de smaak van haar Heks’nkaas, dacht Levola. Voor de rechter verschilden Levola en Smilde fundamenteel van mening over de vraag of dat nou wel mogelijk is, auteursrecht op de smaak van een voedingsmiddel. Ook de rechters van het Hof Arnhem-Leeuwarden konden er geen kaas van maken en legden de kwestie daarom voor aan het Europese Hof van Justitie in Luxemburg.
Een primeur in het auteursrecht
Auteursrecht op smaak. Dat zou niet alleen een primeur zijn in het Nederlandse auteursrecht, ook in de rest van Europa en zelfs wereldwijd is nog nooit auteursrecht op smaak erkend. De zaak werd op initiatief van het Europese Hof bepleit voor de Grote Kamer, bestaande uit 15 rechters, een advocaat-generaal en een batterij aan tolken, en dat is bijzonder. Een aanwijzing dat het Hof deze zaak hoog heeft zitten.
Theorie versus praktijk
Het pleidooi van de advocaat van Levola had een theoretische insteek. Volgens hem beschermt het Europese auteursrecht creativiteit, of deze nou waarneembaar is met het oog, oor of alleen het smaakzintuig, en is er geen fundamentele reden om culinaire creativiteit in de vorm van ‘smaakcreaties’ principieel van auteursrechtelijke bescherming uit te sluiten.
De advocaat van Smilde benaderde de kwestie van een meer praktische kant: auteursrecht op smaak zou ‘praktisch absurd en onwenselijk’ zijn. Anders dan bij beeld en geluid is volgens hem de smaakcreatie instabiel en afhankelijk van vele factoren, zoals de omgevingstemperatuur: ‘Gekookte spruitjes smaken warm echt heel anders dan koud. Mozart, daarentegen, klinkt bij 40 graden nog hetzelfde als bij -10 graden.’ De smaakbeleving is bovendien voor iedereen verschillend en moeilijk naar anderen te communiceren, of met andere smaakbelevingen te vergelijken. Daardoor blijft onduidelijk wat precies beschermd wordt. Ook zou de wetgever auteursrecht op smaken nooit voor ogen hebben gehad en de wettelijke auteursrechtelijke bepalingen zouden niet bij smaken passen. ‘Over smaak valt niet te twisten, en laten we dat dan vooral ook niet in de rechtszaal doen’, aldus Smildes advocaat.
Verstoring van eerlijke concurrentie
Nu de pleitzitting erop zit, wacht het Europese Hof de taak om deze discussie te slechten. Als het Hof oordeelt dat ook smaken onder het auteursrechtelijke domein vallen, zal dat leiden tot vage, ruime auteursrechtelijke monopolies en daarmee eerlijke concurrentie op de Europese interne markt verstoren. De rechtszekerheid komt daardoor in gevaar: voor derden is dan niet duidelijk wat de grenzen van de auteursrechtelijke bescherming van een smaak zijn. Dit alles zou culinaire innovatie eerder remmen dan stimuleren.
Wordt auteursrecht op smaak niet erkend, wat na de pleitzitting waarschijnlijker lijkt, dan is de verwachting dat de Hoge Raad terug zal moeten komen van zijn standpunt dat op een geur auteursrecht kan rusten. De hiervoor genoemde problematiek bij smaakauteursrecht geldt immers ook voor geuren. Voor nu is het afwachten wat het Europese Hof uit de hoge (heks’n)hoed zal toveren. De conclusie van advocaat-generaal Wathelet wordt op 25 juli gepubliceerd.
Tekst: Daan van de Meeberg/Marieke Epping
Beeld: Michiel van Kleef (Uitgeverij Mr.)/Dirk Visser
Mail de redactie