Symposium ‘Voorlopige hechtenis in Nederland en daarbuiten’
Op 12 april 2018 werd het symposium ‘Voorlopige hechtenis in Nederland en daarbuiten’ gehouden in de oude Leidse Sterrewacht. Het symposium had tot doel de actuele ontwikkelingen omtrent de voorlopige hechtenis in Nederland - in wetgeving, beleid en praktijk - af te zetten tegen (inter-)nationale onderzoeksbevindingen en praktijkinzichten.
Het symposium werd georganiseerd door de afdeling Jeugdrecht en het Instituut voor Strafrecht en Criminologie, onder de vlag van het facultaire onderzoeksprogramma: Criminal Justice: Legitimacy, Accountability and Effectivity.
Prof. mr. Ton Liefaard, hoogleraar kinderrechten, leidde het symposium in aan de hand van de centrale vraag: ‘waar staan we nu eigenlijk?’. De Nederlandse praktijk, waarin voorlopige hechtenis (te) frequent zou worden aangewend, is in de afgelopen jaren aan veel kritiek onderhevig geweest. Reden waarom, na meer dan een decennium aan onderzoek naar de voorlopige hechtenis in en buiten Nederland, alsmede naar de toepassing op volwassenen en jeugdigen, de tijd is aangebroken voor een resumptie omtrent alle verkregen inzichten.
In het eerste gedeelte van het symposium namen hoogleraar straf- en strafprocesrecht prof. mr. Jan Crijns en universitair docent jeugdrecht en strafrecht mr. dr. Yannick van den Brink het voortouw. De toepassingspraktijk van voorlopige hechtenis bij volwassen, respectievelijk jeugdige verdachten werd geschetst. Crijns concludeerde dat de Nederlandse wettelijke regeling voor voorlopige hechtenis op zichzelf voldoet aan de standaarden van het EHRM, maar dat de schaarse toepassing van alternatieven voor voorlopige hechtenis in zaken van volwassenen aanzet tot het beter inkaderen van die alternatieven in de wet. Van den Brink bouwde hierop voort met inzichten over de voorlopige hechtenispraktijk van jeugdigen verkregen uit diens promotieonderzoek en kwantitatief onderzoek dat werd verricht in opdracht van het WODC. In de kern worden bij jeugdige verdachten de alternatieven voor voorlopige hechtenis vaker aangewend, maar soms ook om op een oneigenlijke wijze pedagogische interventies te bewerkstelligen. De overkoepelende conclusie was dat de Nederlandse voorlopige hechtenispraktijk noopt tot een wetswijziging die de alternatieven voor voorlopige hechtenis beter inbedt.
In het tweede gedeelte van het symposium sprak hoogleraar criminologie prof. dr. Miranda Boone over haar vergelijkende onderzoek dat werd verricht onder de noemer van de voorlopige hechtenis als ultima ratio. Boone maakte een onderscheid tussen landen waar de voorlopige hechtenis vooral op preventieve gronden wordt toegepast en landen waar preventieve hechtenis vooral wordt gebruikt om het proces te waarborgen. Zij rekende Nederland tot de eerste categorie landen, waar relatief vaker voorlopige hechtenis wordt toegepast dan in de tweede categorie. Vooruitlopend op het laatste gedeelte van het symposium sprak Boone over de voorgestelde voorlopige vrijheidsbeperking en waarschuwde dat onderzoek uitwijst dat een grotere beschikbaarheid van alternatieven voor vrijheidsbeneming niet automatisch leidt tot minder vrijheidsbeneming. Eerder andersom. In landen waar veel gebruik wordt gemaakt van vrijheidsbeneming, wordt vaak ook veel gebruik gemaakt van alternatieven voor vrijheidsbeneming, zie ons buurland België.
In de middag werden ter verdieping een drietal parallelle workshops aangeboden, toegespitst op specifieke thema’s. Universitair docenten strafrecht mr. dr. Joep Lindeman en mr. dr. Pauline Jacobs (Universiteit Utrecht) spitsten zich in sessie 1 toe op de alternatieven voor voorlopige hechtenis. Universitair docent criminologie dr. Hilde Wermink ging in sessie 2 in op de oververtegenwoordiging van minderheden in voorlopige hechtenis en ten slotte werd sessie 3 door mr. dr. Yannick van den Brink verzorgd, waarin de voorlopige hechtenis bij jeugdige verdachten centraal stond.
In het laatste gedeelte van het symposium kwamen hoogleraar strafwetgeving prof. mr. Marc Kessler en associate professor aan het Trinity College Dublin dr. Mary Rogan, aan het woord. Kessler werkt vanuit het ministerie van Justitie en Veiligheid mee aan de modernisering van het Wetboek van Strafvordering en Rogan gaf de aanwezigen een Iers perspectief op de voorlopige hechtenis. Kessler sprak over de regeling inzake vrijheidsbeperking en vrijheidsbeneming in het wetsvoorstel voor Boek 2 van het nieuwe wetboek. Die regeling heeft tot doel alternatieven voor de voorlopige hechtenis beter in te bedden in de wet.Rogan kwam als laatste spreker aan bod en haar onafhankelijke blik op de Nederlandse voorlopige hechtenispraktijk was een aanwinst voor het symposium. Haar verhaal betrof in de kern de toepassing van ‘bail’ als alternatief voor voorlopige hechtenis en de Ierse cultuur waarin vrijheidsbeneming in het vooronderzoek als uiterste maatregel wordt gezien. Alhoewel zij zich niet volledig op haar gemak voelde om Nederland op dit gebied de les te lezen, deed zij ons wel een advies: een aanpassing van de wettelijke regeling voor voorlopige hechtenis is pas haalbaar als er een cultuur heerst waarin alle actoren invrijheidstelling erkennen als de regel en vrijheidsbeneming als de uitzondering op die regel.
Alles overziend, was het een geslaagd symposium met een aanzienlijke diversiteit onder de vertegenwoordigde beroepsgroepen, hetgeen leidde tot een kritische, maar levendige discussie over de Nederlandse voorlopige hechtenispraktijk en aanzette tot een herbezinning op de wetenschappelijke inzichten die men in het afgelopen decennium heeft vergaard.
Verslag door: Alec Popescu, student master Jeugdrecht