Even voorstellen: Nadia Bouras
Nadia Bouras promoveerde in 2012 bij het Instituut voor Geschiedenis. Na vier jaar elders te hebben gewerkt, is ze sinds 2016 weer terug in Leiden, nu als universitair docent en vertegenwoordiger van het NIMAR. Nadia stelt zich voor.
Ik ben in 1981 in de Amsterdamse Pijp geboren als helft van een tweeling, en als derde kind in een gezin van vijf. Net toen de wijk hip werd, en ik naar de tweede klas van het VWO ging, besloten mijn ouders te verhuizen naar een slaperige buitenwijk van Amsterdam. Dat betekende nog langer fietsen naar mijn middelbare school op het Museumplein. Geschiedenis en Nederlands waren van meet af aan mijn favoriete vakken. Na mijn eindexamen in 2000 koos ik definitief voor Geschiedenis. Aan de Vrije Universiteit, op aandringen van mijn docent die daar ook heeft gestudeerd.
Ik bewaar geen goede herinneringen aan mijn eerste jaar als student. Ik ontwikkelde acute faalangst. Studeren werd vooral een pijnlijke en emotionele ervaring. Ik twijfelde nooit aan mijn studiekeuze en dacht geen moment aan stoppen, maar ik wilde wel tijdelijk iets anders doen. Weg van de dagelijkse lijdensweg. Het was altijd mijn droom om in Amerika te studeren. In 2003 vertrok ik voor een semester naar The College of New Jersey. Ik studeerde African American History en American History met Film & Society als bijvak. In de weekenden bezocht ik musea en theaters in het nabijgelegen New York City. Het was in alle opzichten een life changing experience. Halverwege mijn verblijf viel Amerika Irak binnen, tot grote vreugde van mijn medestudenten. Ik voelde plots de behoefte om een positie in te nemen. Dat ging gepaard met een zoektocht naar mijn identiteit. Ik liep mee met protestmarsen tegen de oorlog in Irak en voor het eerst in mijn leven vond en omarmde ik mijn moslim- en Marokkaans-Arabische achtergrond. Eenmaal terug in Amsterdam, geïnspireerd en herboren, wist ik dat ik hier iets mee moest doen. Ik zocht een onderwerp voor mijn scriptie en professor Willem Frijhoff gaf mij het laatste zetje: ‘Waarom doe je niet iets met je Marokkaanse achtergrond? Als jij het niet doet, doet niemand het’.
Mijn doctoraalscriptie ging over de migratie van Marokkaanse vrouwen naar Nederland. In 2006 kon ik dankzij mijn scriptiebegeleider, de inmiddels emeritus hoogleraar Jan Lucassen, solliciteren als promovendus bij professor Marlou Schrover aan de Universiteit Leiden. Op deze manier kon ik mijn interesse en kennis in de Marokkaanse migratiegeschiedenis uitbreiden en uitdiepen. Halverwege mijn promotie-traject schreef ik samen met Annemarie Cottaar ter gelegenheid van het veertigjarig jubileum van de Marokkaanse migratie naar Nederland het boek Marokkanen in Nederland, de pioniers vertellen. In 2012 verdedigde ik mijn proefschrift over de verbondenheid van Marokkaanse migranten met hun land van herkomst. In datzelfde jaar trouwde ik en kreeg mijn eerste dochter (in 2015 werd onze tweede dochter geboren).
Toen ik in 2012 de Universiteit Leiden verliet, had ik niet gedacht dat ik ooit terug zou keren. Ik werkte na mijn promotie als redacteur, docent en als projectmanager bij een groot internationaal bedrijf. Sinds september 2016 ben ik weer terug op het oude nest en werk ik als UD bij het Instituut voor Geschiedenis. Mijn aanstelling heb ik vooral te danken aan het Nederlands Instituut in Rabat, Marokko (NIMAR) dat dankzij de Universiteit Leiden, en onder de bezielende leiding van professor Leon Buskens, een doorstart heeft weten te maken. Naast andere vakken geef ik namens het NIMAR een hoor- en werkcollege over de geschiedenis van Marokko en de migratiegeschiedenis van Marokkanen naar Nederland. Op het NIMAR kunnen studenten een minor Culture & Society volgen. We zijn erg blij dat het aantal studenten dat naar Marokko afreist steeds toeneemt en dat ook studenten Geschiedenis zich interesseren voor de minor. Als vertegenwoordiger van het NIMAR in Leiden probeer ik de studenten zo goed mogelijk voor te bereiden op hun verblijf op het instituut.
Mijn nieuwe aanstelling bij het Instituut voor Geschiedenis voelt als thuiskomen. Het afgelopen jaar heb ik gelukkig kunnen rekenen op een warm onthaal van oude bekenden, maar ik heb ook veel nieuwe collega’s ontmoet. Momenteel geef ik naast mijn taken voor het NIMAR vooral onderwijs. Ik haal de meeste voldoening uit het werken met en begeleiden van studenten. Ik hoop snel van start te kunnen met mijn onderzoeksplannen over de effecten van migratie en integratie op migranten en hun nakomelingen en op het land van vestiging.