Even voorstellen: Jerem van Duijl
Jerem van Duijl is sinds november 2014 als promovendus werkzaam bij het Instituut voor Geschiedenis. Zijn onderzoek gaat over de bezitsgeschiedenis van het Duitse Huis in Utrecht in de middeleeuwen
Toen ik in 2008 met mijn studie Geschiedenis aan de Rijksuniversiteit Groningen begon, vormden de middeleeuwen voor mij een grotendeels onbekend en (daarom) oninteressant tijdvak. Daarin kwam al snel verandering toen tijdens de eerstejaars werkcolleges de “voorwerpen van de week” op tafel kwamen die mij letterlijk in contact brachten met de middeleeuwen. Het bleek goed mogelijk om de op het eerste gezicht vreemde krabbels op dierenhuiden in het Middelnederlands te leren lezen en zo te ontdekken dat de wereld van onze middeleeuwse voorouders soms heel vreemd, maar vaak toch zeer begrijpelijk is. De late middeleeuwen en het werken met bronnen uit die tijd bleven mij interesseren, waardoor ik besloot de bachelor scriptie te schrijven over een 15e-eeuws verslag van een pelgrimsreis van de Gelderse hertog naar Jeruzalem.
Tijdens de master aan dezelfde universiteit richtte ik mij op heel andere onderwerpen, maar het oude schrift bleef zijn aantrekkingskracht behouden. Als “akademie assistent” werkte ik mee aan het onderzoeksproject Sound Toll Registers Online, waarvoor de Deense Sonttolregisters werden gedigitaliseerd. Het was een zeer nuttige ervaring om een tijdje mee te werken aan het onderzoek van docenten. Het was mijn taak om te verklaren waarom het grote aantal schippers van de Waddeneilanden dat in de vroege 18e eeuw voor Amsterdamse kooplieden naar de Oostzee voer, later in die eeuw sterk daalde. De Sonttolregisters vormden ook de voornaamste bron voor mijn scriptie over de vervallende Oostzeehandel van de IJsselsteden in de 16e eeuw. Verzanding van de IJssel en de Gelderse oorlogen zijn hiervoor bekende verklaringen. Het bleek echter dat de uiteindelijke ondergang van deze handel werd veroorzaakt doordat de snelle opkomst van Amsterdam als centrum van informatie en overzeese handel voor Deventer kooplieden en Kamper schippers reden was om voortaan in het Amsterdamse handelsnetwerk te opereren.
Bezitsgeschiedenis van het Duitse Huis in Utrecht
De komende vier jaar werk ik aan een promotieonderzoek over het goederenbezit van het Duitse Huis in Utrecht. Dit was de hoofvestiging van de Utrechtse balije (=district) van de Duitse Orde, die in de late 12e eeuw als geestelijke ridderorde ontstond. Vooral in de 13e eeuw verwierf het Duitse Huis veel bezittingen. Het gaat in de eerste plaats om land en in mindere mate om bijvoorbeeld patronaatsrechten van kerken en geldschenkingen.
De “Ridderlijke Duitsche Orde, Balije van Utrecht” doorstond sindsdien alle breukmomenten in de geschiedenis en bestaat nog steeds als charitatief vermogensfonds. Het is (weer) gevestigd in het gebouwencomplex dat het halverwege de 14e eeuw als nieuw hoofdhuis liet bouwen. Ook bezit het een uitzonderlijk goed bewaard gebleven archief waarin nog veel te ontdekken valt.
Ik kan mijn enthousiasme voor het werken met middeleeuwse bronnen daarom goed gebruiken voor een studie naar de bezitsgeschiedenis van het Duitse Huis en het beheer daarvan totdat de balije rond 1620 een grondige reorganisatie doormaakte en een protestants-adellijke organisatie werd. Dit onderzoek moet het materiële reilen en zeilen van de balije van Utrecht in de middeleeuwen in kaart brengen en verklaren. De resultaten kunnen vervolgens worden vergeleken met de situatie in andere balijen van de Duitse Orde, bijvoorbeeld Biesen en Koblenz, en andere geestelijke ridderorden, zoals de Johannieters die eveneens een regionaal hoofdhuis hadden in Utrecht. Een breder doel is ten slotte het vergroten van de kennis over de religieuze en sociaaleconomische ontwikkelingen in de laatmiddeleeuwse Noordelijke Nederlanden.
De eerste maanden zijn goed bevallen. De sfeer op het werk is prima en het was leuk om een paar colleges te geven. Ook is het gelukt om met behulp van een GIS (Geografisch Informatiesysteem) het grondbezit van het Duitse Huis rond 1530 in kaart te brengen. De komende tijd gaat dit als uitgangspunt dienen om gegevens over het bezit in vroegere tijden te kunnen lokaliseren.