Chinese geneeskunde biedt kansen voor westerse geneeskunde
De westerse en de traditionele Chinese geneeskunde zijn samen meer dan de som der delen. Dat schrijven de Leidse hoogleraren Jan van der Greef en Thomas Hankemeier in een artikel dat op 19 december in een themabijlage van Science over traditionele geneeskunde verscheen.
Mens is een systeem
Eeuwenlang hebben de westerse en de Chinese geneeskunde zich apart van elkaar ontwikkeld. In de afgelopen decennia zijn westerse wetenschappers, waaronder systeembiologen, begonnen beide zienswijzen met elkaar te combineren. Deze integratie biedt vele voordelen, aldus de auteurs. De westerse geneeskunde beschikt over veel gedetailleerde kennis van bijvoorbeeld de anatomie, fysiologie, biochemie en genetica. De Chinese geneeskunde bekijkt het lichaam meer holistisch als een dynamisch systeem.
Acuut of chronisch
‘Algemeen genomen is de westerse benadering geoptimaliseerd voor acute ziektebeelden’, licht Van der Greef toe. ‘Terwijl de Chinese geneeskunde meer inzichten biedt in persoonlijke verschillen bij chronische aandoeningen. Ook heeft deze geneeskunst veel kennis van de preventie van ziekten. In beide situaties moet het hele ontregelde lichaam beschouwd worden. Als je de twee geneeskundevormen integreert, kom je tot nog betere resultaten.’
Individuele verschillen
Een kenmerk van de Chinese geneeskunde waar de westerse geneeskunst haar voordeel mee kan doen, is juist die kennis van individuele verschillen tussen patiënten. ‘Mensen reageren heel verschillend op medicijnen’, aldus Van der Greef. ‘Vanuit Chinees perspectief wordt bijvoorbeeld altijd onderscheid gemaakt tussen behandeling van mannen en vrouwen. De hormonale verschillen tussen mannen en vrouwen zijn groot. Hierdoor reageren zij allebei anders op medicijnen. De westerse geneeskunde krijgt voor dit aspect ook steeds meer aandacht.’
Warme en koude aandoeningen
Maar de Chinese diagnostiek reikt nog meer opties aan. Vanuit de Chinese benadering worden bij veel ziekten verschillende hoofdtypen worden onderscheiden, zoals bijvoorbeeld ‘warm’ en ‘koud.’ Uit recent onderzoek blijkt dat deze typen ook biochemisch aantoonbaar van elkaar verschillen. De westerse geneeskunde kan het onderscheid tussen beide reumatypen dus ook vinden. Deze kennis kan mogelijk verbetering aanbrengen in de medicatiekeuze. Dit kan patiënten een voor hen niet werkzame behandeling besparen.