Tweede leenstelsel voor studenten komt eraan
De Eerste Kamer stemde 20 januari in met een nieuw leenstelsel. Het is de tweede keer in de geschiedenis dat veel studenten in Nederland alleen nog kunnen lenen, constateert promovendus Pieter Slaman. In 1924 koos de regering hetzelfde middel, ook toen om te bezuinigen. Promotie op 21 januari.
Sinterklaas spelen
De minister van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen J.Th. de Visser was in 1919 begonnen met een beurzenbeleid dat voor het eerst alle ‘onvermogende jongelieden van buitengewonen aanleg’ de middelen moest bieden om te studeren. Zijn timing was echter ongelukkig: de rijksuitgaven waren door de Eerste Wereldoorlog en nieuw beleid in enkele jaren verviervoudigd, terwijl de inkomsten achterbleven. De minister kreeg veel kritiek. ‘Ik begrijp, dat men gaarne in het algemeen vrijgeevig wil zijn en Sinterklaas spelen’, zo klonk het in de Tweede Kamer, ‘maar men moet dat niet doen op kosten van den Staat.’
Honderden studenten uit heel Nederland demonstreren in 1966 in Den Haag tegen de verlaging van de studiebeurs. Minister I.A. Diepenhorst van Onderwijs en Wetenschappen wil die verlaging doorvoeren in het kader van de algemene bezuinigingen. Met spandoeken en rookbommen betogen de studenten op het Binnenhof. De politie heeft een cordon rondom het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen gelegd. Na enige tijd vertrekken de studenten.
Terugbetalen
De Visser besloot alle beursstudenten een verklaring te laten tekenen waarin zij zich moreel zouden verplichten om hun beurs terug te betalen, zodra zij genoeg geld zouden verdienen. Volgens een bezuinigingsinspecteur van het Ministerie van Financiën had zo’n verklaring echter ‘formeel en juridisch niet de minste waarde’. De Algemene Rekenkamer eiste vaste regels voor terugbetaling. Die kwamen er: terugbetaling begon twee jaar na afstuderen, en restschuld verviel na het veertigste levensjaar. Voor leerlingen in het nijverheidsonderwijs kon die grens eerder liggen. En zo heeft de Nederlandse studiefinanciering er twintig jaar lang uitgezien. Universitaire studenten reageerden destijds nauwelijks op de verandering, maar in het nijverheidsonderwijs vroegen minder leerlingen een beurs aan.
Kinderbijslag als basis voor beurs
Na de Tweede Wereldoorlog keerden giften terug, en in 1953 werd met verhoogde kinderbijslag de basis gelegd voor de latere basisbeurs, de ondersteuning voor alle studenten. Deze maatregel was bedoeld om ouders te steunen die zelf hun kinderen onderhielden. Zo bevoordeelde de overheid vooral rijkere ouders. Wim Deetman, minister van Onderwijs en Wetenschappen van mei 1982 tot september 1989, wilde breken met de regeling. Hij was van plan een nieuw, emanciperend stelsel van studiefinanciering in te voeren. Deetman vond echter de ministeries van Financiën en Sociale Zaken op zijn pad: er mochten geen inkomenseffecten zijn. Daarom had de basisbeurs bijna dezelfde denivellerende werking als de kinderbijslag.
Einde aan de denivellering
Met het nu in te voeren leenstelsel hopen vooral linkse partijen een einde te maken aan de denivellerende werking van de studiefinanciering. Niet langer hoeft ‘de slager op de hoek betalen voor de studie van een advocaat’, zoals Wouter Bos het eens stelde.
Promotie
Pieter Slaman: Staat van de student. Tweehonderd jaar politieke geschiedenis van studiefinanciering in Nederland
Woensdag 21 januari 2015, 16.15 u
Academiegebouw, Rapenburg 67-73, Leiden
Het proefschrift wordt uitgegeven bij Boom in Amsterdam.
Studiemiddag
In vervolg op de promotie van Slaman vindt op 23 januari in Den Haag een studiemiddag plaats: Publiek en privaat: inkomenssteun in de vroegmoderne tijd tot nu.