Mariëlle Bruning over maatwerk bij terugkeer uithuisgeplaatste kinderen
De richtlijn dat uit huis geplaatste kinderen na een bepaalde tijd niet meer terug kunnen naar hun ouders, gaat van tafel. Dat kondigde het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) donderdag aan. In plaats van een strikte, algemeen geldende termijn te hanteren, moeten jeugdbeschermers straks per gezin bekijken wat mogelijk is.
Om te voorkomen dat na een uithuisplaatsing te lang onzeker zou zijn waar een kind zou opgroeien, werd in 2015 een zogeheten aanvaardbare termijn opgenomen in het Burgerlijk Wetboek. Binnen een half jaar (bij kinderen tot 5 jaar) of een jaar (5 jaar of ouder) moet duidelijk zijn of een kind terug naar huis kan. Zo niet, dan kan het ouderlijk gezag worden beëindigd en de uithuisplaatsing permanent worden. De termijnen zijn bedoeld als indicatie, maar volgens het NJi vatten professionals ze op als voorschrift.
Hoogleraar Jeugdrecht Mariëlle Bruning zat zeven jaar geleden in de commissie die de wetgever over de nieuwe wet adviseerde. Ze begrijpt wel waarom de formulering nu wordt aangepast, zegt ze in NRC. 'De bedoeling was dat we juist géén maximale termijnen zouden noemen in de wet, zodat jeugdbeschermers naar eigen inzicht kunnen handelen. De wetenschappelijke inzichten die destijds gebruikt zijn voor de richtlijn, zijn echter toch vrij absoluut geïnterpreteerd. Daar was de laatste tijd, ook naar aanleiding van de Toeslagenaffaire, terecht veel discussie over.'
Volgens Bruning is moeilijk te zeggen wat het loslaten van de aanvaardbare termijn betekent. 'Het zou kunnen dat degenen die beslissen over terugplaatsing kritischer zullen zijn.'
Schrijnend
Ook in Het Parool komt Bruning aan het woord over de kwestie. De krant schrijft dat al eerder alarm werd geslagen, omdat de crisis in jeugdzorg er ook nog eens voor zorgt dat het, tijdens het verstrijken van de termijnen, lang niet altijd lukt om passende hulp te bieden aan biologische ouders. Zo slaagt jeugdzorg er binnen de toch al krappe periode waarin terugplaatsing nog kan, niet altijd in om de voorwaarden te scheppen die terugkeer naar biologische ouders wél mogelijk maken.
Dat is volgens Bruning misschien wel het ‘meest schrijnende’ aan het huidige onvermogen binnen jeugdzorg om kwetsbare kinderen op de juiste manier te ondersteunen. 'Biologische ouders hebben dan geen eerlijke kans gehad, simpelweg omdat de juiste hulp ontbreekt.'