Pieter Slaman in NRC over de discussie over onderwijsvrijheid: ‘Artikel 23 is vaag en tegenstrijdig’
De discussie over de vrijheid van onderwijs laaide op na uitlatingen van minister Arie Slob over homoseksualiteit. Tijdens het debat hierover kwamen identiteitsverklaringen ter sprake die ouders van reformatorische scholen al jaren moeten ondertekenen. Daarin staat onder meer dat zij een homoseksuele levenswijze afkeuren. Die verklaringen vallen onder grondwetsartikel 23. In NRC legt universitair docent Pieter Slaman uit dat hij weinig bijzonders hoorde in het debat.
Slaman: ‘Hij legde feitelijk uit hoe de wet werkt. Daar kun je het mee oneens zijn, maar aangifte doen gaat wel ver.’ Het is een ‘vaag en tegenstrijdig’ artikel, zegt Slaman, die er onderzoek naar deed. Er staat niet alleen in dat het onderwijs ‘vrij’ is, maar ook dat de overheid verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs. ‘Met een beroep op dat deel zijn er de afgelopen decennia enorm ingrijpende verplichtingen opgelegd aan scholen’, zegt hij in het artikel van NRC. ‘Denk aan de Mammoetwet, het studiehuis, de basisvorming.’
Botsing in wetsartikel
In het wetsartikel zelf, legt hij uit, zit dus een botsing: de onderwijsvrijheid kan op basis van hetzelfde wetsartikel worden ingeperkt. Artikel 23 is dus niet ‘absoluut’. ‘Maar confessionele partijen leggen het wel graag zo uit: kom niet aan de vrijheid van onderwijs. Dat is flauw, want het is maar een deel van de wet. Aan hetzelfde artikel 23 kun je óók de redenering ophangen dat iedereen zich vrij en veilig moet voelen op school, omdat de overheid verantwoordelijk is voor de kwaliteit van het onderwijs.’