Pieter ter Keurs: ‘Ik wil blijven pleiten voor de stem van de lokale bevolking’
‘Nederland moet al het koloniaal erfgoed teruggeven aan de herkomstlanden, als redelijk zeker kan worden aangetoond dat die landen de stukken onvrijwillig zijn kwijtgeraakt.’ Dat advies gaf de Raad voor Cultuur op 7 oktober aan minister Van Engelshoven. Pieter ter Keurs, hoogleraar Musea, Collecties en Samenleving, pleit al jaren voor meer onderzoek naar de herkomst van voorwerpen. Wij vroegen hem naar zijn reactie.
Wat vind je van het advies?
‘De kern van het advies is dat voorwerpen die met geweld of andere vormen van dwang afgestaan zijn, moeten worden geretourneerd. Daar sta ik achter; dat vind ik een gezond standpunt. Je kunt daar heel lang over door filosoferen maar er zijn duidelijk gevallen van onrechtmatig verkregen collecties. Niet alleen naar huidige maatstaven, ook in de koloniale tijd werden al twijfels geuit bij het optreden van koloniale overheden. Zo werd bij de veroveringen op Bali en Lombok ook toen al door commentatoren kritisch gereageerd op het excessieve geweld dat gebruikt werd.
Dergelijk onrecht blijft knagen en het is goed dat we nu hopelijk een beleidskader krijgen waarmee we aan de slag kunnen. En ik ben blij met de voorwaarde dat er wel een vraag moet zijn vanuit een voormalige kolonie. Men moet dus een verzoek om teruggave indienen. Als wij het allemaal zouden bepalen, zouden we erg neokoloniaal bezig zijn.
Overigens zijn restituties van museumcollecties niet nieuw. Er zijn al eerder, onder andere aan Indonesië, objecten en collecties teruggegeven.’
Is het een terecht advies?
‘Ja, ik vind het zeker terecht, hoewel onvolledig. Er wordt erg gefocust op de voormalige Nederlandse koloniën terwijl er nu juist veel discussies over Afrikaans erfgoed spelen. Denk aan de Westafrikaanse Benin bronzen. Dat gaat om gebieden die geen kolonie van Nederland waren en daar moeten we ons ook toe verhouden.
En ik wil blijven pleiten voor de stem van de lokale bevolking. Het mag niet alleen een discussie zijn tussen overheden, dan gaat het namelijk al gauw over discussies omtrent nationale identiteit, terwijl het vooral de diverse lokale bevolkingsgroepen zijn die zich beroofd voelen. Niet alleen door de koloniale macht, maar helaas ook door hun eigen nationale overheid. Hoe gaan we daarmee om?’
Heb je aanbevelingen voor hoe het proces goed kan verlopen?
‘Er zullen grote problemen zijn met het identificeren van wat terug moet en wat niet. In de pers wordt gesproken over honderdduizend (The Guardian) of zelfs honderdduizenden voorwerpen. Dat is echt onzin. We moeten vooral focussen op de echte problemen. Wat is verkregen met militair geweld? Wat is verkregen in situaties van uitbuiting? Heel veel voorwerpen zijn namelijk op een heel andere manier verkregen. Als gift, gekocht of in opdracht gemaakt. En laten we niet vergeten dat er ook verzamelaars waren die een goede relatie met de lokale bevolking hadden. In zo’n situatie kan de uitwisseling van voorwerpen juist een uiting van vriendschap zijn.
Ik pleit al jaren voor meer onderzoek naar de herkomst van voorwerpen. Wij hebben daar in 2005 al een tentoonstelling over gemaakt in De Nieuwe kerk in Amsterdam. Ik ben blij dat de commissie herkomstonderzoek ook adviseert. En natuurlijk zal ik het plan om te komen tot een Centre for Provenance Research van harte ondersteunen. Dit sluit goed aan bij het werk dat wij als onderzoeksgroep Museums, Collections and Society (MCS), ook nu al hoog in het vaandel hebben staan.’