Onderzoeksproject
Het Romeinse slavenvermogen in sociale context
Hoe functioneerde het slavenvermogen in de sociaal-juridische context van het Romeinse keizerrijk?
- Contact
- Egbert Koops
Het Leidse Rijksmuseum van Oudheden bevat een Romeinse inscriptie waarin wordt gerefereerd aan een slaaf die op 28-jarige leeftijd stierf, “terwijl hij bij 30 moest worden vrijgelaten”. Moest worden: in Romeinse inscripties uit de keizertijd is vroege vrijlating de norm, en er zijn andere redenen bovendien om te denken dat het fenomeen veelvuldig voorkwam. De beste verklaring voor deze sociale praktijk is vrijkoop vanuit het slavenvermogen (peculium) dat aldus diende als een vrijheidsfonds. Het peculium was een vermogen dat juridisch toebehoorde aan de meester, maar feitelijk ter beschikking stond van de slaaf. Achter deze juridische fictie gaat een sociaal-juridische wereld schuil van onderhandeling en voorwaardelijke binding tussen meesters en slaven. Bepaalde afspraken verkregen zelfs rechtskracht, wat aan slaven een (fragiel) bestaan gaf als juridisch persoon.