Universiteit Leiden

nl en

Onderzoeksproject

De eeuwigheidsclausule en democratische soevereiniteit

In hoeverre biedt de eeuwigheidsclausule in de Duitse Grondwet een voldoende legitimatie voor democratische soevereiniteit?

De periode tussen 1918/1919 en 1933 wordt in Duitsland aangeduid als de tijd van de Weimarrepubliek. Deze Republiek wist de crisisjaren tussen 1930 en 1933 niet te overleven: op 23 maart 1933 greep Adolf Hitler de macht. Hij schafte de democratie af door gebruik te maken van een democratisch middel, door middel van vrije verkiezingen. Duitsland veranderde in een totalitaire staat en Europa stevende af op de Tweede Wereldoorlog.

Na de Tweede Wereldoorlog werd in West-Duitsland een nieuwe constitutie opgesteld. Bij het opstellen van deze constitutie overheerste de gedachte dat democratische zelfdestructie, zoals deze in de Weimarrepubliek had plaatsgevonden, in de toekomst niet alleen voorkomen moest worden, maar ook onmogelijk moest worden gemaakt. Dit resulteerde in de zogenaamde ‘eeuwigheidsclausule’ [Ewigkeitsklausel] in de Duitse Grondwet. De combinatie van artikel 20 en artikel 79 van de Duitse Constitutie maakt dat het democratieprincipe [Demokratieprinzip] onaantastbaar is en niet gewijzigd kan worden. De Duitse Constitutie vestigt hiermee een materiële, ofwel weerbare [streitbare] democratie. Vanuit deze democratiegedachte poogt Duitsland de democratie voor altijd te waarborgen.

Raisa Blommestijn onderzoekt de weerbare democratiegedachte zoals die is neergelegd in de Duitse Grondwet. In het bijzonder staat de verhouding tussen de eeuwigheidsclausule en democratische soevereiniteit centraal. Vragen die aan de orde komen, zijn bijvoorbeeld: wat is de verhouding tussen recht en soevereiniteit? In hoeverre is het mogelijk om democratische soevereiniteit blijvend, of zelfs eeuwig, vast te leggen? Hoe komt de soevereine beslissing tot stand? Kan soevereiniteit worden ingegeven door een clausule in de grondwet of wordt hiermee onrecht gedaan aan het dynamische karakter van de beslissing die ten grondslag ligt aan soevereiniteit?

Dit onderzoek bespreekt deze thematiek aan de hand van constitutionele debatten in de Weimarrepubliek, waarbij wordt ingegaan op het denken van filosofen als Carl Schmitt, Walter Benjamin en Hans Kelsen.

Deze website maakt gebruik van cookies.  Meer informatie.