Onderzoeksproject
Hybride kunst in voormalig Nederlands-Indië: het ‘oeuvre Iko’ als gedeeld cultureel erfgoed
Dit project behelst een onderzoek naar het oeuvre van de Soendanese beeldhouwer Iko, die onder meer werkzaam is geweest voor de katholieke missie op Java en beelden heeft gesneden voor een kapel en kerk te Ganjuran. De beelden werden ontworpen door de katholieke leek Jos Schmutzer en kenmerken zich door een samensmelting in stijl en symboliek van oud Javaans-Hindoestaanse motieven en Christelijke thema’s. Het gaat dus om een kunstvorm die hybride genoemd kan worden. Dat geldt ook voor ander werk uit het oeuvre van Iko zoals de kopieen van boeddhistisch-hindoeïstische tempelbeelden en de portretbuste van koningin Wilhelmina die in de Indische zaal op paleis Noordeinde in Den Haag te bewonderen zijn. Dit ouvre getuigt niet alleen van culturele hybriditeit maar deels ook van gedeeld auteurschap tegen de achtergrond van een koloniale dynamiek.
- Looptijd
- 2023 - 2024
- Contact
- Arthur Crucq
- Financiering
- Dirkse-Bergsma Fonds (LUF)
De afgelopen twee jaar heeft Arthur Crucq in het kader van de onderzoeksgroep Museums, Collections and Society onderzoek gedaan naar de omgang met cultureel erfgoed in Nederlands-Indië in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw. Een van de onderwerpen waardoor hij gefascineerd is geraakt betreft de productie van kunst in voormalig Nederlands-Indië en zo stuitte hij op een dag in de Universiteitsbibliotheek van Leiden op een boekje geschreven door Jos Schmuzter, Jan ten Berge, en Willem Maas over de mogelijkheid van een Christelijk-Javaanse kunst.
De ideeën die hierin werden geformuleerd, bleken uitgevoerd te zijn in een reeks beelden gesneden door de Soendanese en Islamitische beeldhouwer Iko in de jaren twintig voor de katholieke missie te Ganjuran (bij Yogyakarta). Deze beelden zijn tot stand gekomen op initiatief en naar ontwerp van de katholieke leek en suikerplantagehouder Jos Schmuzter die later nog minister was in het kabinet Gerbrandy III. Jos Schmutzer stelde zich een Javaans-Christelijke kunst voor waarin traditionele onderwerpen zoals de Madonna (Figuur 1.) of de uitbeelding van de Drievuldigheid (Figuur 2.) in een Javaans-Hindoestaanse stijl werden uitgevoerd. Hij meende dat de katholieke dogma’s op deze manier beter op de bekeerlingen konden worden overgedragen omdat ze zo dichter stonden bij wat Schmuzter zag als een nog deels levende traditie.
Een voorbeeld van het resultaat is het Heilig Hart beeld in de kapel te Ganjuran dat nog altijd door verschillende gelovigen wordt bezocht (Figuur 3). Het staat in een speciaal ontworpen kapel die ook gemodelleerd is naar een Javaans-Hindoestaanse tempel. Het Christelijke thema van het beeld is te herkennen aan het Hart waar Christus op wijst, terwijl Christus tegelijkertijd gekleed gaat in een Javaanse sarong met daarop een patroon ontleend aan Javaanse aristocratische batikpatronen.
In deze context staat dit symbool voor zijn goddelijk gezag. Ook het hoofddeksel heeft qua vorm een Javaanse oorsprong evenals het lotuskussen en de ornamenten van de zetel.
Ondanks dat er voor de oorlog veel is gepubliceerd over de pogingen om tot een Javaans-Christelijke kunst te komen, is er veel minder bekend over Iko, de maker van de beelden. Iko heeft geen officiële kunstopleiding genoten maar stond wel bekend als zeer getalenteerd; een autodidact. Ook heeft hij voor zover bekend nooit zelf gepubliceerd. De casus van de Schmutzer-Iko beelden roept dan ook vragen op over auteurschap, eigenaarschap, culturele toe-eigening en dus over de legitimiteit maar ook het effect van kunstvormen die zich tussen meerdere tradities begeven.
Christelijke auteurs uitten in de jaren dertig kritiek op de beelden die voor de katholieke missie werden gemaakt vanwege het risico dat deze de bekeerlingen juist te veel naar de oorspronkelijke Javaans-Hindoestaanse cultuur zouden leiden. De hybride kunstvorm zou dus eerder verwarring veroorzaken in plaats van helderheid te scheppen over de katholieke dogma’s.
Dat neemt niet weg dat de beelden voor de christelijke gemeenschap te Ganjuran tot op de dag van vandaag een plek hebben binnen de christelijke liturgie. Bovendien wordt het Heilig Hart beeld niet alleen door christenen, maar ook door moslims, boeddhisten en hindoestanen bezocht en gewaardeerd. Het laat zien dat ongeacht de religieuze context deze beelden voor verschillende groepen betekenis kunnen hebben.
Naast de publicatie van Schmuzter, Ten Berge en Maas is er in de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw veel gepubliceerd in missie tijdschriften. Recentelijk is er aandacht geweest voor de beelden te Ganjuran vanuit de religiewetenschappen, bijvoorbeeld in een publicatie van Albertus Bagus Laksana, en vanuit de katholieke geschiedenis door Paul Luykx. Er is echter nog nauwelijks kunsthistorisch onderzoek gedaan naar de beelden van Schmuzter en Iko en deze zijn ook niet eerder gecontextualiseerd binnen het bredere oeuvre van Iko waar de beelden uit de Indische zaal ook deel van uitmaken.
De vraagstelling die aan dit onderzoek ten grondslag ligt heeft dan ook betrekking op de mate waarin, en de argumenten waarmee, de beelden van Iko opgevat kunnen worden als een hybride vorm van kunst, op hoe de bijzondere vormentaal zich verhoudt tot de receptie van de beelden, en op de mate waarin, en de argumenten waarmee, de beelden gezien kunnen worden als gedeeld cultureel erfgoed.
De vragen zullen onder meer beantwoord worden door middel van visuele analyse en archiefonderzoek.
De collectie beelden in djatihout die voor de missie in Ganjuran zijn gemaakt bevindt zich in het Missiemuseum te Steyl. Daarnaast is er in Nederland werk van Iko te vinden in de Indische zaal van het Paleis Noordeinde te Den Haag, in de Collectie Wereldculturen en in particuliere collecties.
Archiefonderzoek vindt onder meer plaats in het Katholiek Documentatie Centrum aan de Radboud Universiteit in Nijmegen en in het archief van het Missiemuseum te Steyl.
Op Java zal te Ganjuran veldonderzoek plaatsvinden om inzicht te krijgen in hoe de hybride kunstvorm functioneert in de postkoloniale context van de hedendaagse Indonesische samenleving.
Gezien de veranderende houding t.o.v. het koloniale verleden verdient ook de artistieke productie zoals die plaats had in voormalig Nederlands-Indië hernieuwde aandacht.
Van belang is om in de kunsthistorische analyse van deze hybride kunstvormen rekenschap te geven van de koloniale dynamiek waarin ze tot stand kwamen. In het samengaan van tradities hebben Europese esthetische ideeën kunnen doorwerken op de Indonesische kunst. Andersom hebben Indonesische kunstvormen ook invloed gehad op de Nederlandse kunst en op het denken over kunst, kwaliteit, en vakmanschap in Nederland. Kortom, de uitwisseling en confrontatie tussen Nederlandse en Indonesische tradities hebben een geschiedenis.
De beelden van Iko vormen een uitgelezen corpus om dit verleden vanuit de eerdergenoemde thema’s te analyseren. Bovendien kan dit onderzoek licht werpen op de mate waarin hybride kunstvormen een brug kunnen slaan tussen culturele tradities, daarmee gedeeld cultureel erfgoed vormen, en het kan laten zien in welke mate een hybride vormentaal processen van betekenisgeving beïnvloedt en nieuwe betekenissen mogelijk maakt.